blogspot visitor

27 november 2006

Open ateliers Rijksakademie

Gisternamiddag ruim een uur rondgelopen door de circa vijftig ateliers in de voormalige kazerne aan de Sarphatistraat in Amsterdam: www.openateliers.info (klik op 2006 en dan op de stippen in het alfabet).

Had in de Volkskrant gelezen dat er veel 'mooie kunst' te zien zou zijn. Het tegendeel is het geval: je wordt bedolven onder de videobagger en struikelt over de quasi-spontaan, liefdeloos en smakeloos beschilderde papieren velletjes en frutsels. De zielloze lelijkheid was zo alomtegenwoordig en deprimerend, dat ik in een mum van tijd dicht klapte en waarschijnlijk de gunstige uitzonderingen niet meer kon registreren, waaronder mogelijk:

Marusya Baturina, Mu Yuming, Inti Hernandez (eigenlijk meer vormgever dan beeldend kunstenaar), Micha Patiniott en André Pielage.

25 november 2006

Art-brutgedachten over ‘do’

Voor zover je van een beeldend werk - dat per definitie geen verzameling beweringen is (over de werkelijkheid of over andere beweringen), maar zelf een deel van de werkelijkheid - zinvol kunt zeggen dat het iets als een code, een vorm van logica bevat, kan ik stellen dat ik de code of logica heb ontdekt van de nieuwe schilderijen van mijn goede vriend; en wel langs de volledig onlogische weg van het toeval en reeksen rationeel bezien willekeurige vormovereenkomsten.

Wat wil namelijk het geval: het spel dat ik was gaan spelen met het getal 12 en het woordje 'do' bleek nog niet ten einde; het slotakkoord ervan bezorgde me een schok van herkenning en verrassing.

Ik was me er bij het schrijven van de eerste versie van 'Openbaring en illusie' niet van bewust dat het Japanse 'do' ook 'groep volgelingen' kan betekenen (vergelijk de twaalf apostelen van Jezus). En belangrijker: dat het rechtstreeks afkomstig is van het Chinese tao.

Welnu, hèt symbool van het taoïsme is zoals bekend het yin/yang-symbool. En laat dat nou precies bestaan uit twee delen die elk een stip, een schijfje bevatten, waarbij het ene deel zich diapositief verhoudt tot het andere. Het punt is, dat ik pas nadat ik langs deze irrationele route (12 / dozijn -> toonladder -> do -> tao -> yin/yang) het yin/yang-symbool voor ogen had gekregen - dat ik toen opeens zag dat de basis van de schilderijen aan een daarmee sterk verwant vormprincipe beantwoordt.

Hoewel het onzinnig is om te beweren dat van een keten van irrationele gedachtesprongen bewezen kan worden dat hij klopt, kan ik me gevoelsmatig niet aan de slotsom onttrekken, dat bovenstaande aantoont dat tao / do de broncode is van het jongste schilderwerk van mijn goede vriend, waarbij dit tao / do op een miraculeuze - grotendeels onbewust door de kunstenaar voltrokken - wijze is samengeklonken met de 'kosmologische' mystiek van Pythagoras en Plato en de 'eschatologische' mystiek van Christendom, Hindoeïsme en Taoïsme. Letterlijk door de behandeling van de materie, worden deze diepgewortelde vormen van houvast in één beweging vertolkt en in uiterste twijfel getrokken (aan verval onderhevig gemaakt).

Etymologische verkenning

Duits Etymologisch woordenboek Duden: Tod komt van Tot. Tot gaat terug op het verdwenen werkwoord touwen (asächs: do-ian, schwed: ). 'Diese Verb gehört im Sinne von betäubt, 'bewusstlos werden; hinschwinden' zu der unter -> Dunst behandelten Wortgruppe.'

Dunst is het Duitse woord voor 'damp, wasem'

Dunst is verwant aan dust, 'stofwind' (denk aan 'van as tot as'). Nauw verwant met Dunst zijn Tier en Düse - die oorspronkelijk de betekenis 'adem; levend wezen' insloten.

Aan de hele aan elkaar verwante groep woorden ligt het woord dheu ten grondslag ('stuiven, wervelen, blazen; roken, dampen; in heftige beweging zijn'). Dit vind je ook in het Oud-Indische dhu-ma-h en latijnse fumus 'rook', Griekse thymos 'geest, moed', tumon 'zich in de rondte draaien' en tau 'dauw'.[1]

Van Dale over 'dauw': Grieks theo[2] ('ik loop snel'), de grondbetekenis is 'lopen' (van vloeistoffen).

Denk bij het bovenstaande weer aan tao (uitspraak 'dau'), de loop der dingen, de gang van het universum.

Dus: do als oerklank duidt - dwars door alle oude culturen heen - het mysterieuze gebied tussen leven en dood aan; de beweging, werveling van fijne materie die over kan gaan in leven; en omgekeerd het tot stof weerkeren van het levende organisme (laatste adem uitblazen, iets of iemand leven inblazen, van as tot as, de geest geven, in rook opgaan, verstuiven; dopen is óók 'de geest geven' - de gedoopte wordt de heilige geest deelachtig; zowel een priester als een schilder doopt een kwast in een vloeistof om de geest te verspreiden - zeer letterlijk bij Jackson Pollock).

De - letterlijk - behandeling van de materie in het jongste werk van mijn vriend zou dan een wijze van oproepen, van zichtbaar maken zijn van deze gebeurtenis, een ritueel/magisch 'tot leven laten komen' van materie. Vergelijk de golem-legende en de stof 'eobiont' uit De Procedure van Harry Mulisch.

Do en Johannes de Doper

Er zijn twee systemen in notenbenaming: de solmisatie en de letterbenaming. Solmisatie (ut of do, re, mi, fa, ...) bestaat het langst. Het vindt zijn oorsprong in de vocale muziek.
Uit praktische overwegingen ingevoerd door Guido van Arezzo (gestorven + 1050) om de noten te kunnen benoemen bij het leiden van zijn koorleden. Hij ontleende in de hoge bloei van het Gregoriaans de benaming van de noten aan de vesperhymne op het feest van Sint Johannes de Doper[3], als volgt: UT queant laxis REsonare fibris MIra gestorum FAmuli tuorum SOLve pollutis LAbii reatum Sancte Ioannes (Neem de schuld weg van onze onreine lippen opdat uw dienaren met opgeruimd gemoed het wonder van uw grote daden kunnen verkondigen, heilige Johannes). 'Ut' is in een aantal landen later vervangen door 'do'. Wat zijn hoofd betreft, trof Johannes de Doper overigens hetzelfde lot als de legendarische zanger Orpheus. Zie ook m'n blognotitie 'Snaartheoretische fantasie'.

Do als oer-ontsluiting van taal en betekenis

De 'd'-klank kan je overigens, wat betreft de materiële (lichamelijke) productie ervan - de beweging van de tong (taal), die loskomt van het verhemelte en de uitgeademde lucht doorlaat - duiden als de oervertolking van 'ontsluiting', van 'dicht' naar 'open'. (Voor de iets hardere, verwante t-klank geldt hetzelfde; in verschillende talen worden de t en de d dan ook voor elkaar ingewisseld, denk aan 'de' en 'the'; 'dat' en 'that'; 'dood' en 'Tot'; 'doen', 'do' en 'tun'). De tong is op te vatten als de "1" en de mondholte als de "0"; de "d" is een samentrekking van streepje en rondje.

Do als 'zichzelf zijn'

De 'toevallige' vervanging van de noot 'ut' door 'do' zou dan juist betekenisvol zijn, in die zin, dat in de reeks 'do-re-mi-fa-sol-la-ti-do' het eerste en het tweede do een octaaf vormen en (denk aan het systeem van Mulisch) het geheim van het 'zichzelf zijn' (het wel en niet indentiek zijn van een en hetzelfde met zichzelf) verklanken.
'Tao / do' zou dus het mysterie van het 'zichzelf zijn' van het zijn aanduiden.

Gereformeerde art-brutpassage

'Gelijk het Oude Testament zijn twaalftal heeft in de patriarchen, zoo kiest Jezus zijn 12 apostelen; dàt is de repetitie.
Maar, daar is ook expansiezucht in Jezus' twaalftal. Want 12 = 3 × 4. Nu is 3 het getal van God en 4 het getal der wereld. Zoo hoopt de Christus door dit twaalftal God met de wereld in verbintenis te brengen. Hij wil met en door die twaalf de wereld door gaan. Door het apostolaat van de twaalf zal Hij de wereld voor God door zichzelf veroveren.
Aan dit twaalftal hing dan ook, met name wat het getal betreft, Zijn heele Ziel, en ook Zijn sterke geest. Met dat twaalftal, ook als getal, staat of valt Zijn pretentie als Messias (...) En daarom is de keuze van deze twaalf één van de glanzende hoogte-punten geweest van Zijn messiaansche taak. Dat twaalftal kan Hij niet missen. Zijn ambt, Zijn rijk, Zijn profetie, Zijn vervulling vàn het Oude door het Nieuwe Testament staat of valt met de ongereptheid van het twaalftal Zijner messiaansche keuze.'

Gerafelde associaties

12; do-zijn (Engels do-zen); 'do' is 'het pad' (Japans / Zen); van het Chinese 'tao' (de Dao-De-ding van Lao-Tse). Kan ook groep / volgelingen betekenen (bij de Samurai).

'Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij.' (Uitspraak van Christus volgens de Bijbel, Johannes 14: 6)
Christus verzamelde om zich heen 12 vissers die zijn apostelen werden; als rotsen (eeuwig zieleheil) in de branding (van het vergankelijke en teloorgaande).

Zowel het Griekse als Hindoeïstische pantheon telde 12 goden.

12 uren = de klok rond; 12 maanden in een jaar; 12 tonen = complete set klanken

Dus twaalf staat voor voltallig, harmonisch, complete cyclus

Dobbelen (op bordspelen bepalen worpen met dobbelstenen het pad, 2 maal 6 is de hoogste score), doven (geluid, licht), dolen (het pad, opzettelijk of per abuis, verlaten hebben).

Doden, mededogen, doneren, dopen, doceren, doka, dominus, domino, domein, dodo, dogma, dom / dome, document, madonna, doek, doleren, doel, doen, doem, dochter, dodecafonie en dodecaëder: regelmatige twaalfvlak, bestaande uit twaalf gelijkzijdige pentagonen (vijfhoeken); staat symbool voor de twaalf tekens van de dierenriem, ofwel het heelal.

MS-DOS, Windows, dot.com

In 'God', 'code' en 'codex' zit 'do' gespiegeld. En dé universele grote geest van het mensdom was... Leonardo da Vinci, die vermoedelijk zichzelf schilderde als Johannes de Doper en natuurlijk behoort tot de briljante mensen die zich hebben bezig gehouden met de indeling van het oktaaf. In een van zijn notitieboekjes staat: "Do you not know that our soul is composed of harmony and that harmony is only produced when proportions of things are seen or heard simultaneously?" (Notebooks, edited by I. A. Richter, Oxford University Press, 1998, p. 201).

Te vinden op het web: 'Profetische Woorden - Een onderzoek naar het gebruik van do-airngir (profeteren, voorbestemmen) in middeleeuwse Ierse teksten.'

Iemand zegt op het web: 'Ook het onderzoek naar de betekenis van het woord 'do', orgaans vertaald als ‘wijsheid’) in de klassieke literatuur was erg interessant. Ik had nooit verwacht dat 1 woord zo veel verschillende betekenissen kon hebben'.

Het palindroom 'do-od'.

Griezelige droom: duistere moedergestalte met misvormde baby in lichtende schoot; er weerklinkt "Orlando!".

Toevoeging 10 december 2010: de dosha's in de Ayurveda; de dorische zuilen van het Parthenon; doru is oud-Grieks voor 'speer' (het fallussymbool bij uitstek) - Van Creveld: 'Bij de Grieken kon je bezit niet beter prijzen dan door te zeggen dat het met de doru (speer) was verworven'. Denk ook aan doorn en dolk. Allemaal toeval, uiteraard.

Toevoeging juli 2011: Rangjung Dorje was a noted scholar who composed many significant texts [...] [onder meer] the thirty-six verse doha (Sanskrit) Distinguishing Consciousness from Wisdom.

Dodo en evolutie

In de geest van het octaviteitsdenken van Mulisch: 'dodo' kan je lezen als een octaaf. Het is dan ‘gecodificeerd’ dat het dier dat hét symbool is geworden van het evolutionaire uitsterven, de dodo is. De dodo belichaamt de complete gang van evolutionair tevoorschijn komen en in het niets opgaan.
De dodo is daarmee een concrete paradox geworden: de dodo is en de dodo is niet, of: het onbenullige dier is uit zichzelf tevoorschijn gekomen in een getransformeerde gedaante, als beroemd symbool van ontstaan en vergaan. Leuk is dat in 'Alice in Wonderland' de dodo een hardloopwedstrijd organiseert en na afloop daarvan verklaart: "Everybody has won, and all must have prizes".

Noten

[1] Toegevoegd mei 2011:

Jesaja 26:19:
'Maar wie u toebehoren, Heer, de doden van mijn volk, zullen leven, weer opstaan. Wie in de aarde ligt: Ontwaak en juich! Uw dauw, Heer, is een levenwekkende dauw [ook wel vertaald als 'dauw van de ochtend' of 'dauw der moeskruiden'; zie ook hier; K], door uw dauw geeft de aarde haar doden terug'.

Dao De Jing 32, 'Over de aanwezigheid van het Tao in de wereld':
'Tao is eeuwig, onnoembaar.
Hoe gering het ook in zijn eenvoud is,
waagt toch de ganse wereld niet het te onderwerpen.
Als koningen en vorsten het konden handhaven,
zouden de tienduizend wezens zich schikken vanzelf.
Hemel en aarde zouden zich verenigen en een zoete
dauw doen neerdalen en zonder bevel, vanzelf
raakte het volk tot harmonie.'

[2] Toegevoegd juli 2013: 'the' zit - of dit etymologisch klopt weet ik niet - in 'theorie'. Van theoria "contemplatie, speculatie, kijken naar, bekeken ding", van theorein "beschouwen, speculeren, kijken naar", van theoros "toeschouwer", uit thea "schouwspel" (denk aan 'theater') + (h)oros "wie ziet", van horaein zien (Duden).
'Theorie' impliceert dus qua oorspronkelijk betekenisveld een scheiding tussen subject (toeschouwer) en object (schouwspel). Mogelijk betreft dit een vroege - Oud-Griekse - rationalisering van de ongrijpbare, ondeelbare en onmiddellijke 'evidentie' van het 'tao' en 'theo' in de zin van 'ik loop snel'. Tekenend voor de hiermee gemoeide 'patriarchale coup' is dan dat 'thea' - het schouwspel, het bekekene - vrouwelijk is en 'horos' - de beschouwer, de kijker - mannelijk.

[3]
Toegevoegd mei 2011: Nog een aardige coïncidentie betreffende Johannes de Doper en muziek: Peter Sloterdijk schrijft zijn Sferen-trilogie (deel I, hoofdstuk 8 - Het stadium van de sirenen, de eerste sonosferische resonantie): 'Schenkt men geloof aan de resultaten van het meest recente psychoakoestische onderzoek [door Alfred Tomatis cum suis], dan ondergaat de foetus in de moederbuik een akoestische doop. Dit gebeurt niet zozeer door het feitelijke ondergedompeld zijn in de intra-uteriene Jordaan, maar door het onderduiken in de exquise klank, die hoorbaar wordt zodra de moederstem op de golflengte van de begroeting het beginnende leven toespreekt. Dopen en begroeten zijn identiek aan elkaar (...)' Sloterdijk interpreteert de sirenenzang - waarmee hij daarna de verwelkomende moederstem vergelijkt - als een hymne, die de aanhoorder tot de bezongen held maakt van zijn levensgeschiedenis - iets waarnaar ieder mens ten diepste zou (terug)verlangen.

Toegevoegd november 2012: Sloterdijk zinspeelt met 'beginnende leven' en zeker met 'intra-uterine Jordaan' zelfs overduidelijk op het dopen van Jezus door Johannes en misschien mede op het evangelie van Johannes, met de beroemde zinnen 'In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God', 'En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond [...]' en 'In Hetzelve was het Leven'.In zijn boek Orpheus - The fisher. Comparative studies in Orphic and early Christian cult symbolism (1921) wijst Robert Eisler op frappante parallellen tussen de mythen rond Orpeus en die rond Johannes de Doper en Jezus Christus - al geloofde hij niet meer, zoals hij eerder deed, dat het vroege christendom door het orphisme is beïnvloed (wellicht zijn de overeenkomsten dus, à la Jung, meer 'archetypisch' te duiden vanuit het 'collectief onbewuste').

Zie ook m'n blognotitie:
Kladgedachten bij Pirsigs Kwaliteit (28 mei 2009)

24 november 2006

Zet jezelf op televisie

Leuk artikel in Wired over YouTube

You'll find it in the company slogan: "Broadcast Yourself." "Everyone, in the back of his mind, wants to be a star," Hurley asserts for probably the quadrillionth time, "and we provide the audience to make it happen." Lots of people can now watch themselves on sort-of TV, which is pretty fun in itself. The bonus is that others want to watch them, too. Ongelofelijk: dagelijks worden 65.000 nieuwe filmpjes op YouTube gezet. Het artikel speculeert erover of en hoe Google, de koper van YouTube, advertenties zodanig kan invoegen dat de mierenhoop van miljoenen Small Brothers Watching Each Other een bron van inkomsten kan worden: "They need to figure out a revenue model. But it's a very, very hard thing to do around user-generated media." Beren op de weg: - The nightmare of protecting intellectual property (a lot of those upload monkeys have a nasty habit of posting clips from TV shows or enhancing their clips by adding music tracks); zie bijvoorbeeld op deze blog de foto van Balkenende. - Out-of-control content. Update: Feb. 15, 2005: YouTube and Your 15 Minutes of Fame Door Tony Long, Wired, 15 februari 2011

23 november 2006

Verkiezingsuitslag

De stembusgang heeft een bescheiden verschuiving van rechts naar links opgeleverd van 8 zetels (rechts: Wilders +9, LPF -8, CDA -3, VVD -6, netto -8; links: GroenLinks -1, SP +17, PvdA -10; Partij voor de Dieren +2; netto +8; D66 en CU hebben samen 9 zetels, net als voor de verkiezingen).

Wat is de boodschap van de kiezer?
- Het beleid van CDA-VVD (even) niet voortzetten; maar ook geen links beleid voeren (zie hieronder).
- De verontwaardiging bij de progressieven over het beleid van Balkenende is groot, de PvdA heeft die boosheid veel te lang niet vertolkt (winst SP ten koste van PvdA).
- Beginselvaste, voorspelbare partijen en voorlieden winnen aanhang: SP, CU, PvdV. De mensen zoeken (voorgespiegelde) zekerheden, niet verwonderlijk na de verbouwingen door Balkenende-Zalm en de angst voor globalisering, de EU en de Islam.
- Samenhangend met het vorige punt: de 'derde weg' ('paars') is volkomen uit de gratie: PvdA, VVD en D66 verliezen fors.

Het opmerkelijke is, dat het Balkenende is gelukt beginselvast over te komen, als de man van stabiliteit (door te hameren op waarden en normen); terwijl hij de facto een neoconservatief is die de markt vrij spel wil geven, wat ondermijnend werkt ten aanzien van diezelfde normen en waarden en juist veel onzekerheid geeft.

De PvdA heeft een veelbelovende uitgangspositie, meer dan vijftig zetels in de peilingen, mede verspeeld door blunders (ontijdig aankondigen van pensioenbelasting en beperking hypotheekrenteaftrek, zwalken rond Armeense genocide).

Voor de PvdA is de uitslag rampzalig en uitzichtloos. De partij zit volkomen klem tussen SP en CDA:

- Van de SP kan men het niet meer winnen wat betreft ideologische geloofwaardigheid (beginselvastheid); Kok heeft de ideologische veren afgeschud en de SP heeft ze op haar hoed gestoken en laat ze niet meer afpakken.
De PvdA is nu eenmaal meer een club gevestigde bestuurders, die blijkens recent onderzoek gemiddeld in betere buurten wonen dan VVD'ers. Aan alles is te merken dat de SP blaakt van energie en zelfvertrouwen, terwijl de PvdA, ook in de persoon van Bos, een wat neerslachtige, wijfelende indruk maakt.

- Ook van het CDA kan de PvdA weinig afsnoepen; de PvdA heeft zich sinds Kok opgesteld als een soort CDA zonder God, er is geen unique selling point ten opzichte van het CDA dat niet overuigender bij de SP aanwezig is.

Wat voor de PvdA dreigt is een horrorscenario: een teloorgang à la D66... Men zal een briljante strategie moeten ontwerpen om het tij te keren. Zowel nauwere samenwerking met de SP als het proberen die partij te diskwalificeren (als een te radicale, onrealistische, ouderwets-centralistische club), jaagt groepen mogelijke PvdA-stemmers weg (naar CDA respectievelijk SP).

Het slinken van de PvdA bij de groei van de SP is, al zijn de partijen samen groter dan de PvdA ooit is geweest, een achteruitgang wat betreft de machtsbalans met het CDA.

Links moet zich sowieso niet rijk rekenen met de bescheiden winst (de 8 zetels hierboven). 'Economisch rechts' (CDA + VVD + SGP + Wilders + D66 en/of CU) heeft in de Kamer namelijk nog altijd 77 tot 83 zetels). Ook 'cultureel rechts' heeft een stevige positie (CDA + VVD + Wilders + SGP + CU = 80 zetels).

Een ander signaal dat Nederland bepaald niet links is geworden: uit een gisteravond getoonde peiling bleek 42 procent voor een CDA-VVD-kabinet te zijn, en 37 procent voor een links kabinet.

Alleen omdat Rouvoet ook na onder druk te zijn gezet niet met Wilders zal willen samenwerken (hij wees deze mogelijkheid op de verkiezingsavond expliciet af, terwijl de andere lijsttrekkers niets wilden zeggen over de coalitievorming), zal een rechts meerderheidskabinet er niet komen.

Het CDA zal pro forma wel met de SP moeten overleggen, maar dat leidt tot niets vanwege het overheersende anti-centralistische denken in de CDA-top.

Daarom zijn twee opties tamelijk waarschijnlijk:

1. Met hangen en wurgen smeedt men een CDA-PvdA-CU-kabinet - dat de rit niet uitzingt, tenzij (misschien) als Bos en Balkenende bereid zijn erin te geloven en hun persoonlijke verhouding sterk verbeteren. Gisteravond wees weinig daarop, mijn indruk was overigens dat Balkenende zich minder afhoudend en stekelig opstelde dan Bos, die duidelijk worstelde met zijn chagrijn.
De PvdA heeft dan met 32 zetels een zwakke positie ten opzichte van CDA plus CU (47).

2. Er komt een rechts minderheidskabinet na het afketsen van de CDA-PvdA-CU-variant. Gezien bovengeschetste mogelijke Kamermeerderheid voor het beleid van zo'n regering is dit bepaald geen kansloze onderneming; en Balkenende is er rechtlijnig genoeg voor.
Op zowel economisch als cultureel gebied moet men dan zodanig laveren, dat hetzij D66, hetzij de CU het beleid op onderdelen steunt.
Bos moet dus dicht aanschurken tegen de CU om deze optie zo kansloos mogelijk te maken; iets waar hij gisteravond al mee leek te beginnen (hij nam Rouvoets duiding van de verkiezingsuitslag complimenteus over). Als de CDA-PvdA-CU-variant in de kiem wordt gesmoord, moet Bos per se zorgen dat niet hij, maar Balkenende daar de schuld van krijgt, zodat Rouvoet er niets voor zal voelen een rechts minderheidskabinet te helpen overleven. Rouvoet zal door CDA en PvdA met Zijden Handschoenen worden aangepakt.

Ook denkbaar, maar minder waarschijnlijk is:

3. De combinatie CDA-PvdA-GroenLinks. Weerspiegelt qua links-rechtsverhouding de verkiezingsuitslag redelijk, als je de PvdA van Bos en het GroenLinks van Halsema als 'gematigd links' en het CDA als 'gematigd rechts' ziet - waar iets voor te zeggen valt. Maar het lijkt onwaarschijnlijk dat Balkenende de benodigde ideologische én psychologische draai zal maken. In elk geval zou, bij ontstentenis van de brug die de CU zou kunnen vormen, een dergelijke coalitie zeer kwetsbaar zijn en geen grote levensverwachting hebben. Men zou daarom kunnen proberen óók de CU erbij te halen om een grotere stabiliteit te bereiken, maar vier partijen is tegelijk vragen om moeilijkheden.

4. Men komt er niet uit en er worden nieuwe verkiezingen uitgeschreven. Afhankelijk van onvoorspelbare factoren (stand economie, terroristische aanslagen et cetera) kan de machtsbalans dan meer naar rechts of naar links doorslaan.

Al bij al zijn de kansen om progressief beleid van de grond te krijgen, op korte én op lange termijn zeer bescheiden. Heel misschien kan men iets doen voor de '25.000' en kan men de ergste wantoestanden in de bio-industrie voorzichtig aanpakken. Ook het huurbeleid en het lot van geherkeurde WAO-ers kan wellicht een beetje worden verzacht en de laagste inkomens zullen iets minder op de tocht staan dan in de afgelopen periode.

22 november 2006

Art Brut

wolfli-art-brutSchilderij van Adolf Wölfli (1910). Bron Wikipedia.

Opeens zag ik het, zonet. Art brut! Outsider art! Daar doen de duizenden pagina's oude dagboekbladzijden van me (zeker in de verte) aan denken. Ik heb er aanleg voor: herkenbare elementen inmetselen in een krankzinnig bouwwerk. Internet, met zijn zoekmachines en oneindige vertakkingen van links, is wat dat betreft verraderlijk terrein voor me.

Susan Sontag schrijft op 3 december 1961 in haar dagboek (mijn bron is de Vrij Nederland van deze week):
De schrijver moet vier mensen zijn:
1. de gek, de obsédé
2. de imbeciel
3. de stilist
4. de criticus

1. levert het materiaal
2. laat het naar buiten komen
3. is smaak
4. is intelligentie

een grote schrijver heeft alle 4 - maar je kunt ook nog een goede schrijver zijn met alleen 1. en 2.; die zijn het belangrijkste.
Dat laatste waag ik te betwijfelen. Het is de 'kunst' alle vier instanties te belichamen. Waarbij de criticus natuurlijk ook staat voor de wil en het vermogen systematisch te leren van de kritiek van anderen.

1. + 2. = Art Brut, expressie met een dwangmatig karakter, zichzelf qua grondvorm (gekoppeld aan de psychische stoornis) monomaan herhalend. In de toeschouwer of lezer een sterk gevoel van beklemming oproepend, van hermetisch opgesloten zijn. Waaraan de bonte kleuren en vaak duizelingwekkende detaillering niets afdoen.

1. + 2. + 4. = ongenietbare essayistiek, filosofie, journalistiek et cetera

3. is mijn grootste zwakte, naast 4. in de zin van onvervaard leervermogen.

Op internet is trouwens een sprekend voorbeeld van een art-brutduider van "The razor's edge" van Maugham (zie hieronder) te vinden.
Temidden van zijn zowel waanzinnige als fascinerende uiteenzettingen, heeft hij een leuk essay van een andere auteur opgenomen over "The razor's edge", ene Shirley Galloway, die zich op haar site voorstelt als:

"...internet professional and former instructor of college English. One day I may again take up teaching, but until then I'm pleased to be occupied with a number of creative pursuits, including working on Shirlsite!
I've just added a gallery of some of my favorite photographs. Please take a look and don't hesitate to let me know what you think. I will also be adding a bio section soon with links to my favorite sites.
Below you will also find educational resources that I've developed for students, and a listing of my own literary essays. I appreciate all questions or comments."

Onderwerpen op de sinds 1999 verstoft lijkende site: religieuze ervaringen, gender, literatuur en schrijftechniek, filosofie, katten, natuur(foto's)... Internetlinks kunnen je eindeloos laten ronddolen in schijnbaar wonderlijke, in feite gezochte verwantschappen.

21 november 2006

Dagboeken

Leo Vroman op de gastblog die hij sinds 19 november bijhoudt op de site van de Volkskrant:
'Nee, een echt dagboek moet alleen hebben wat ik niet wil vergeten, maar zelfs dan, wie leest nou zijn of zelfs haar eigen dagboeken over om te kijken naar het wat mij betreft al gestorven verleden?'
("Zelfs haar"? De oude bard annex wetenschapper zal zijn uitbundig beminde Tineke, of de vrouw in het algemeen, toch niet verdenken van in zijn ogen kennelijk onmannelijke gehechtheid aan eigen aantekeningen?)

Bij een nieuwsbericht over een vrouw die in een ravijn is gestort, schrijft Vroman: "Nu oefen ik me nog steeds in 7 seconden denken van oeps tot dood."

Ik hield eind jaren tachtig bezeten een dagboek bij. Een paar keer geprobeerd er iets van te herlezen, telkens bijzonder snel gestrand.

Bijna op de kop af achttien jaar geleden, op 18 november 1988 noteerde ik:
Film "The razor's edge" naar gelijknamige roman van W. Somerset Maugham. Met Theresa Russell - voor wie ik een ontzettende hartstocht voel - als Sophie. Ik heb gehuild bij de film. Eerst schaterlachen om de brede grijns op het bergzongebruinde gezicht van de lama in de kloosterpoort, die de held van het verhaal verwelkomde: "Ik verwachtte je!". Toen huilen op het moment dat held naar nóg hoger gelegen berghut (beeld van hoe ik me voel) werd gestuurd. Daar verbrandde hij zijn boeken.
Vóór ik bovenstaande opsloeg, had ik naar aanleiding van Vromans gemijmer al in mijn hoofd hier te vermelden dat mijn goede vriend P. zijn notitieboekjes, vol tekeningetjes en gedachten van jaren, op een dag allemaal tot pulp vermaalde, met zwarte inkt aanlengde en er tekenloze of juist totaal uit tekens bestaande papiertabletten van vormde, drogend bij de kachel.
Dat zijn Iraanse buurvrouw, toen ze het tafereel zag, uitriep: "Jij bent van de duivel bezeten!" (of iets dergelijks).
Het klooster verlatend, sprak hij nog even de lama, die zei: "de weg naar verlossing is moeilijk - moeilijker begaanbaar dan het scherp van een scheermes".

Weer tranen toen held Sophie bevrijdde uit de onderwereld van opium en prostitutie in het Parijse nachtleven (Orpheus, again). Ze deed me al en doet me nog steeds zó aan Anna denken.

Tranen bij haar einde, waar ze werd in gestort door de vrouw die vroeger met held verloofd was (...) deze vrouw hertraumatiseerde Sophie, door haar zich wéér schuldig te laten voelen over de dood van haar man en kind (...)

"Het is zó eenvoudig van jou te houden", zei held tegen Sophie - en ik begréép dat, ik voelde dat met betrekking tot Anna, over wie Herman nog steeds zegt, dat hij haar zonder enige inspanning, zonder "investeringsgevoel" kan aanraken, omwille van háár, in haar fouten en tekortkomingen, als het ware onschuldig aan het onheil dat ze mannen aandoet.

Ze was in de Seine gegooid nadat men haar keel met een scheermes had opengehaald. Held, tegen de blinde vrouw in de slotscène: "Ik dacht dat Sophie de beloning was voor mijn poging goed te leven; maar er is geen vergelding - niet in dit leven."

Ook associatie: laat ik in godsnaam niet (vanuit mijn haat-liefde verhouding met Han) Laura zó hertraumatiseren, haar terugstorten (ik ga er nu niet vanuit dat ik dat überhaupt zou kunnen, zoveel beteken ik niet voor haar; maar toch... ik zie een groot principe).

Maugham heeft, vind ik, een mooie, gevoelvolle verbeelding geschreven van Oosters gedachtegoed. Critici zullen het wel sentimenteel en clichématig vinden. Voor mijn part, moeten ze maar doen, mij raakte het en het gaf me moed.'
Soms heb ik het gevoel gehad, dat ik iets moest met die dagboeken. Desnoods ze in beton storten, als studieobject voor een excentrieke psychiater in de vijfentwintigste eeuw met een voorliefde voor gekken uit een grijs verleden. Als een treurig, ondergronds schriftuurlijk restant, begraven ergens aan de voet van het trots hemelwaarts rijzende literaire monument waar Jeroen Brouwers (van wie ik idolaat was) over droomde en aan bouwde.

Het rijtje cahiers staat nog in een kastje, hard kartonnen kaften, donkergrijs met een wit marmertje. Meer dan 5000 pagina's voor anderen nauwelijks leesbaar gekrabbel. Grotendeels een mengelmoes van geëxalteerdheid en depressie, hybris en minderwaardigheidsgevoel - keerzijden van een en hetzelfde.

18 november 2006

Openbaring en illusie


© Peter. Klik voor grotere afbeelding.

[ De titel Openbaring en illusie, de reproductie, de wijze van tonen en de bespreking komen geheel voor mijn rekening en sowieso deze hele blognotitie valt buiten enige betrokkenheid van de kunstenaar; K ]


Wat laat het jongste werk van Peter ons zien? De serie kleine schilderijen is een variatie op één grondvorm. Twaalf monochrome schijven of openingen zijn streng geordend tot een rechthoekig raster; drie of vier bevinden zich onder een ‘horizon’ en verhouden zich diapositief tot de overige erboven (vergelijk het yin/yang-symbool). De twaalf stralen tijdloosheid en onvergankelijkheid uit.
Maar de werkelijkheid die ze belichten, schragen of waarin ze zijn (uit)gespaard, is gelaagd en door en door aangetast. Het geheel maakt nu eens de indruk van een verweerde, universele mal of het fundament van een bouwwerk; dan weer van een elementair landschap dat nergens houvast biedt en waar het elk uur tegelijk is.
Geen spoor te bekennen van de vertrouwde wereld, tenzij we uitsluitend sporen zien.

Voor mij zijn deze schilderijen meditaties over het menselijk bewustzijn - als het product van hemel en aarde. Drie (het getal van de heilige drie-eenheid) maal vier (het getal van de vier windstreken), is twaalf (het aantal apostelen dat Jezus, “de weg, de waarheid en het leven”, om zich heen verzamelde als de peilers en modelgelovigen van zijn verlossingsleer; het aantal noten van de toonladder; de uren die de klok rond maken; de maanden van het jaar). Zowel het oude Griekse geloof als het Hindoeïsme kende een pantheon van twaalf goden. Volgens Plato gebruikte God de dodecaëder (regelmatige twaalfvlak) om het heelal in te richten.

Wie zijn wij en waar gaat het om, jaar in jaar uit, van zonsopgang tot zonsopgang, permanent in (dis)harmonie, elk moment lerend? Dat is de vraag die hier dwingend wordt gesteld. De vraag dus die zich eeuwig herstelt.
“De lering is het niet-bestaan van andere dingen dan Brahman. Deze toewijding brengt de leerlingen vreugde en loutering. Hun zicht is als het zien van de twaalf zonnen. Het onderscheiden van het werkelijke van het onwerkelijke is hun bescherming”, staat in de Nirvana Upanishad. En de Yoga Vasistha Sara vermeldt onder “Nirvana”: “Laat de woeste stormen, die karakteristiek zijn voor het einde van tijdperken, gieren; laat de oceanen zich verenigen en de twaalf zonnen gelijktijdig branden, geen kwaad zal hem geschieden, wiens geest is uitgedoofd”.

Wat is het pad (“tao / do” in de Oosterse spirituele traditie), hoe luidt de grondtoon, is er iets blijvends in het grote ontstaan en vergaan van de wereld? Dobbelt God en is twee keer zes de hoogste worp? Leven en sterven wij per dozijn, zijn we alleen een pasvorm voor de stroom der dingen? Of is er uitverkiezing? Is openbaring een kwestie van gezamenlijke waanzin? Een eindeloos delven in lagen, de ene niet dieper dan de andere?
Is verlicht-zijn het tegendeel van hybris?

De kleine schilderijen geven geen antwoord. Maar ze hebben veel te bieden. Want hun verontrustende aspect, het ogenschijnlijk totaal onverschillige, wordt bij goed kijken overvleugeld door iets vreugdevols. Materie wordt een vorm van kleurenpracht en licht. Wetmatige reproductie maakt plaats voor vrijheid. Massiviteit blijkt een vorm van ruimte. Het onbewogene beweegt zich uitbundig. Ja, dit werk laat de schoonheid van het zien zien - en maakt iets zichtbaar van hoe het zijn verschijnt.

Onder het voorbehoud van een illusie.

Zie ook m'n blognotitie:
Art-brutgedachten over ‘do’

En zie:
"Not Dark Yet"
Zwermende boom
Ultramarijn
Citroenen
Hemel / gravure
Lentelicht
Zee van niets
Vlugge schets van berkenbast

Wat is deze blog?

Ik weet niet wat ik wil met deze blog. Mijn verwardheid wordt weerspiegeld door de inhoud tot nu toe. Eigenlijk is de aankoop van een mobiele telefoon met aansluiting op bloggers.com ook de enige concrete aanleiding tot het vullen ervan. Maar iets doen alleen omdat het kan, dat is natuurlijk wezenloos.

Wil ik beter leren schrijven door middel van dit verborgen podiumpje? Het volgen van een workshop, zoals een goede vriendin momenteel doet, is dan een van verschillende verstandiger manieren om daaraan te werken. Een blog met een dergelijk oogmerk zit vol voetangels en klemmen, zoals daar zijn:
- de vorm wekt een narcistische illusie van 'gepubliceerd zijn', terwijl je juist zegt te oefenen; wat contraproductief werkt (ik merk al dat ik veel te veel zit te mieren aan formuleringen, die daardoor lang niet altijd beter worden);
- lezers kunnen wel commentaar posten, maar dat is een halfslachtige en inefficiënte manier om je bloot te stellen aan kritiek;
- het zou kunnen dat niet een spontaan, 'authentiek' motief achter de blog zit, maar onbewuste naijver ten overstaan van de vriendin.

Wil ik, bewust of onbewust, een digitaal monumentje voor mezelf oprichten, ben ik zelf in het diepst van mijn gedachten eigenlijk een 'groot man', die ik hieronder necrofiel noem? Of is het gewoon uit zelfmedelijden en sentimentaliteit over mijn hachelijke gezondheid, dat ik de paar vrienden die ik heb een duurzame herinnering aan mijn persoon wil nalaten?

Ben ik misschien, nog banaler, aangestoken door de epidemische blogdrang van deze tijd, hetzij van het type 'miskend denker' of 'onontdekt fotograaf', hetzij van de categorie 'klets en kiek digitaal gewoon door'? Wat betreft dat eerste type: men heeft ten aanzien van het massale bloggen het woord van Warhol, over die vijftien minuten roem voor iedereen, terecht al ironisch geparafraseerd met: "Today, everybody is famous to 15 others". En zelfs dat niet, kan je daar nog aan toevoegen. Ook een boezemvriend of levenspartner heeft echt geen trek in een oeverloze, narcistische manifestatie.

Is de blog bedoeld als dagboek? Maar de vorm maakt dat dan toch een exhibitionistische aangelegenheid?

Zit erachter, dat ik de ene vriend(in) een bijna directe blik wil laten werpen op hoe ik me opstel en me uitlaat tegenover de andere vriend(in)? Om zodoende zelf misschien te ontdekken dat de verschillende vriendschapsuniversumpjes op een merkwaardige, zo niet ietwat schielijke manier van elkaar verschillen? Maar waarom zou ik dat willen weten en vooral: aan het licht willen laten komen?
Of koester ik een of andere fantasie over het ontstaan van een 'community' van vrienden die via mijn blog min of meer aan elkaar worden geïntroduceerd? Maar wat voor gemeenschappelijkheid zou dat dan moeten zijn, welke vorm zou zij kunnen krijgen, wat zou het kunnen opleveren?

Moet de blog fungeren als Freudiaanse divan, met het virtuele meelezen door vrienden - of ze het 'in real time' werkelijk doen is niet eens noodzakelijk, alleen de mogelijkheid is al voldoende, ongeveer zoals een streng gelovige voelt dat God over zijn schouder meekijkt naar het Hem goeddunkt - als analytische katalysator? Maar raak ik dan niet nog meer verstrikt in overdrachten en gefantaseerde tegenoverdrachten dan in een normale therapeutische relatie? Kan ik dan niet beter mensen (mogelijk onder mijn vrienden) zoeken die met me willen 'co-councelen' op een systematische en evenwichtige manier?

Enfin, tobben over de raison d'être van iets alledaags als een blog, dat is op zichzelf misschien meteen een veeg teken, los van de vragen en de antwoorden dienaangaande. Waarom niet gewoon dit: een blog is een technisch makkelijke en snelle manier om een paar vrienden of bekenden even iets te laten zien of te laten lezen? Maar wat is dan het verschil met mailen naar de betreffenden? Die hele blog is dan toch slechts een overbodig, op een loze manier semi-publiek, verlengstuk van de outbox van je mailprogramma?

Bloggen is welbeschouwd ook niks nieuws - alleen een meer geavanceerde methode - onder de zon sinds het internet eind jaren tachtig begon met eigen homepages ('huizen' geheten in dds.nl). Ook dat was een paar jaar een hype.

Alles afwegende is een blog wellicht óf een nogal overbodige extensie van e-mail; óf een of andere vorm van exhibitionisme en narcisme, ijdelheid dus (eventueel het gevoel je vrienden iets speciaals na te laten); óf een instrument voor iets dat ik hierboven nog niet als mogelijkheid heb genoemd en waarvan de blog van Marianne van den Boomen, die een proefschrift aan het schrijven is over internetmetaforen (en die mij ooit geholpen heeft op webmastergebied), een voorbeeld is: het uitwisselen van gedachten, weetjes, tips et cetera met professionals op je vakgebied of met geestverwanten inzake je hobby of activisme.
Maar... zo te zien heeft Marianne in 2005 een enthousiaste start gemaakt en is dit jaar de klad er een beetje in gekomen.

Is dan mijn voorlopige conclusie, dat deze blog maar beter kan worden gestaakt? Ja… best mogelijk. Tenzij de drijfveer een ongearticuleerd 'ik vind het nou eenmaal leuk of lekker' is; maar met onduidelijke aandriften is het zoals bekend oppassen geblazen, zowel voor je eigen welzijn als dat van anderen.

Sadiaanse dierenvriend

De Partij voor de Dieren heeft schrijver Mohammed Benzakour op haar lijst gezet. Benzakour heeft van het Humanistisch Verbond in 2005 de 'Journalisten Vredesprijs' gekregen en lijkt zich in een geestige column in Trouw te ontpoppen als een niet onoprechte dierenvriend.

De zich graag als de Marokkaanse Reve afficherende Benzakour schreef 7 november jongsleden op de website van Anja Meulenbelt een opmerkelijke column over het huwelijk, waarvan de ironie, of eigenlijk het sarcasme zichzelf in de staart bijt en meer dan dat:

"In Marokko daarentegen begint en eindigt het huwelijkse plezier bij de eerste-3-dagen-ceremonieel. Beide partijen weten dat. Drie dagen goed vreten, lachen, vliesjes doorprikken, beschonken danspartijen en veel geloei. Daarna begint het echte leven en dat leven is stukken onfeestelijker. Ruzies, bedrog, ontrouw en een onstuitbare stroom babypoep en kroostkakofonie. Vooral ‘s nachts. Maar doordat deze noden lang tevoren waren ingecalculeerd kan het huwelijk alleen nog maar meevallen - zelfs als er klappen vallen. Een Arabisch koffiehuisgezegde luidt immers: ‘Geef elk avond je vrouw een lel, als jij niet wilt, wil zij het wel’ - vrij naar rijm. Vrouwen weten dat en zijn daarop berekend. Sterker dus, ze verlangen stiekem naar een dreun op z’n tijd. Ja mensen, hier wordt een publiek geheim onthuld: Marokkaanse vrouwen vinden mannen die niet regelmatig de handjes wapperen waterige weekdiertjes. En wie raakt er nou opgewonden van een waterig weekdiertje? Ik heb weleens beweerd dat markies de Sade in een vorig leven beslist een Marokkaan moet zijn geweest.
Maar in ons moderne Westen heeft de luxe en weelde ons totaal gecorrumpeerd. Alles glimt in het teken van een fictief (huwelijks)geluk. Geweld en pech willen we volledig verbannen. Het huwelijk als Hof van Eden. Maar als dat Hof een nachtmerrie blijkt en de ‘zelfontplooiing’ (wat al die contemporaine vrouwen willen) wat karig uitpakt, ontbinden we terstond het contract."

Uiteraard gefundenes Fressen voor Geenstijl.nl, maar zelfs moslimbemoederaarster Meulenbelt werd het te gortig, ze schrijft: "Grappen over vrouwen een lel verkopen omdat ze dat lekker zouden vinden vind ik ook als grap niet grappig (...). Daar ligt voor mij wel een grens. Je kunt je ook bij ‘humor’ altijd even afvragen ten koste van wie de grap gaat. Ik weet maar al te goed dat mannen opeens hun gevoel voor humor geheel kwijt zijn als de grap eens ten koste van hen gaat."

Door het stukje van Benzakour af te doen als een foute grap, haal je het venijn er echter bekwaam uit. Benzakours minachting van 'al die contemporaine vrouwen' die zichzelf willen ontplooien is onmiskenbaar - en gekleurd door een dubbelzinnige affiniteit met het soort Arabische koffiehuisdenken dat hij ten tonele voert. Die minachting lijkt dieper te zitten dan sarcastische hekel aan een modieuze term als 'zelfontplooiing'. Ook het aanhalen van De Sade is nauwelijks alleen een provocatie. Het masker van de ironie, als dat al is opgezet, verraadt hier een misogyne blik.
Zelfs als Benzakour alleen multiculturele verwarring wilde zaaien: dat is dan wel een onheilspellend soort verwarring.

Als ik een kat was, zou ik de schoot van Benzakour niet opzoeken.

Monster van Jacksonstein


Vandaag in het nieuws: Sophia Loren staat naakt afgebeeld in de Pirelli-kalender van 2006. De kalender wordt jaarlijks door de gelijknamige bandenfabrikant in gelimiteerde oplage verspreid als relatiegeschenk. Wrang dat de oude diva zich leent voor het à la Lévi-Straus bestendigen van (in dit geval commerciële) verwantschapsstructuren door het uitwisselen van vrouwen (hier beroemdheden als pin-ups).

De in permanente staat van renovatie verkerende facie van la Loren is beslist minder afstotend, maar daarom niet minder exemplarisch dan het uit slecht bij elkaar passende onderdelen geassembleerde gelaat van Michael Jackson.
Niet alleen beroemdheden vormen zich en masse om tot ongeveer het enige artikel dat ze niet weggooien, maar dat juist halsstarrig onafgedankt blijft (uit angst voor de Grote Wegwerper). Het is allang een ordinair verschijnsel geworden.

De paradox is dat iedereen wil opvallen, maar als de dood is af te wijken van de norm. In combinatie met de massamedia, in het bijzonder het internet waar iedereen zijn eigen zender is en als blogger zichzelf in zijn krantje zet, leidt dit vanzelf tot het in verbazende mate werkelijkheid worden van Andy Warhols beroemde uitspraak uit 1968: "In the future, everyone will be world-famous for 15 minutes"; zijn 'ready made movies' zouden 30 jaar later de huiskamer veroveren in de vorm van reality tv.

Mimetische begeerte ontketent grote en kleine oorlogen om meer van hetzelfde. Tegelijk zet de cultuur altijd mechanismen in gang om elites te produceren; de finishlijn van de rat race wordt voortdurend verlegd, exclusief bezit telkens gerestyled.

De cosmetische chirurgie verschilt daarom misschien niet wezenlijk van het weinig subtiele bepoederen en bepruiken in vervlogen tijden. Ook toen veranderden mensen zich in 'unieke merkartikelen', met hun gezicht als logo waar de tand des tijds geen vat op mocht krijgen. Destijds waren het ridderordes, kerkelijke kringen en adellijke namen, nu zijn het multinationals, voetbalclubs en filmstudio's die status verlenen.

Michael Jackson voegt nog een spookachtige dimensie toe aan de levendbarende balsemingspraktijken. Hij lijkt minstens zo dramatisch van zichzelf te zijn afgesneden als de familie van vermiste slachtoffers van geweldsmisdrijven, wiens lijken aanspoelen langs drassige oevers. Waarna de opsporingsinstantie herkenning mogelijk probeert te maken door middel van vernuftige reconstructies (al dan niet digitaal geboetseerde hoofden). Tegelijk doet zijn knip-en-plakwerkgezicht denken aan de vleesgeworden compositiefoto van een zedendelinquent of ander type crimineel.
Michael Jackson heeft zichzelf in één beweging levend gevild en opgezet als jachttrofee, hij is de dader van zijn vermoorde onschuld.

17 november 2006

Varkensflatdebat

Op verzoek van een vriendin heb ik een betoog van haar hand over de introductie van varkensflats geredigeerd. Het is uiteindelijk een pamflet geworden van ons allebei, waarop zij inmiddels een reactie heeft ontvangen van een Groenlinkse bepleiter van varkensflats. De slimste inbreng die ik ben tegengekomen (waar de mijne pover bij afsteekt) is die van Ronald Plasterk (column in 'Buitenhof' van 15 oktober jongsleden).

Geen varkensflats, maar boerennatuur

In Trouw van 9 november bepleiten wetenschappers en bestuurders de introductie van zogeheten varkensflats, bio-industrie in hoogbouw. Als een van de initiatiefnemers van een boerenstreekmarkt in Amsterdam en als milieufilosoof ben ik ervan overtuigd dat de landbouw met de varkensflat een doodlopende weg inslaat. De stad moet landbouw die inzet op kwaliteit omarmen. Te beginnen met het koesteren van de eigen streek.

Door [ naam vriendin ]

In een varkensflat is het dier verworden tot een ding, een product dat wordt geassembleerd. Daglicht en modder zijn er 's varkens fata morgana. Dat is dieronwaardig. De mogelijkheid van ‘Comfort Class Flatstallen’ die voorstanders van de flats aanvoeren, zijn qua dierenwelzijn én bedrijfseconomisch gezien een contradictio in terminis.

Landbouw moet weer ‘natuurbouw’ worden en varkensflats belichamen het tegendeel. Met boeren als landschapsbeheerders bescherm je het Nederlandse cultuurlandschap en de educatieve waarde daarvan. Varkensflats concurreren het eerlijke boerenbedrijf juist kapot.
Bij voortgaande industrialisering van de landbouw verliezen boer en stedelingen nog meer het besef dat de mens afhankelijk is van natuur- en milieu (schone lucht, drinkwater, voedselgewassen, visstand, klimaat et cetera). Dat ondermijnt het draagvlak voor milieumaatregelen die hard nodig zijn.

De varkensflat verergert milieu- en natuurproblemen. De bio-industrie draagt door de massale import van veevoersoja sterk bij aan de vernietiging van het regenwoud in Zuid-Amerika. En waar moet de stortvloed van flatpoep naartoe? Voorstanders van varkensflats die beweren dat het voer grotendeels van dichtbij kan komen en dat de mest ter plaatse kan worden verwerkt, negeren de harde (economische) praktijk.
Honderdduizenden varkens in één gebouw stoppen is vragen om ongekend massale ruimingen bij de uitbraak van dierziekten.

De landbouw moet inzetten op kwalitatief hoogwaardige streekproducten. Bij bulkproductie verliest Nederland het vroeg of laat van de opkomende lage-lonenlanden. Met kleinschalige activiteiten als een streekmarkt wil ik boeren steunen in hun ontwikkeling tot leveranciers van karakteristieke landschappen en opvallende streekproducten. Boeren die bovendien houden van hun beesten. Veel bezoekers van de Amsterdamse streekmarkt verwonderen zich over de variëteit aan producten die rond hun stad te vinden zijn. Kinderen kijken hun ogen uit bij bezoeken aan boerenbedrijven. De randstedeling ontdekt dat nationale landschappen als ‘Laag Holland’ en
‘Het Groene Hart’ in zijn achtertuin, met hun grutto’s en andere weidevogels, net zo goed natuur zijn als de overbekende Veluwe en het duingebied.
Waarom maken we geen variant op de Parmaham, de Waterlands Weelde ham, of in plaats van de Big Mac een Amsterdamburger? Ik wil er graag reclame voor maken op de streekmarkt.
Promotie van streekproducten, boerennatuur en -recreatie en activiteiten om de stad aan te sluiten op de streek verdienen investeringen die niet door uitzichtloze varkensflats mogen worden opgeslorpt.

-

Uit de reactie van een bestuurder van GroenLinks Amsterdam:

(...)

Waar ik echter met je van opvatting verschil is de algemene stellingname dat landbouw weer natuurbouw moet worden', althans, als je daarmee bedoelt dat de landbouw per se alleen via bestaande ecologische kringlopen zou moeten/kunnen verduurzamen. Mijn ideaal is ook dat onze voedselproductie niet vervuilt, niet inteert op reserves en de natuur geen geweld aan doet. De vraag is echter of je dat per se alleen via kleinschaligheid zou kunnen bereiken.

De achterliggende gedachte achter het artikel in Trouw is dat grootschalige initiatieven zoals het agropark/de varkensflat óók de mogelijkheden bieden om kringlopen te sluiten. Door dierlijke productie te koppelen aan plantaardige, door energiebehoefte, warmteproductie en mest met elkaar te verbinden. Zo is de mest net zo goed grondstof in het systeem: voor champignonteelt, voor viskweek, voor energieproductie. De schaal én de volledig andere structuur van het productiesysteem maken dat mogelijk, én bieden de economische en technische ruimte om het welzijn van beesten in dergelijke systemen aanmerkelijk te verbeteren.

Ik denk dus dat je ook kan verduurzamen via grootschaligheid. De terechte vragen zijn dan wel of het nodig is, en of je het wil.

Is het nodig? Mijns inziens hangt dat af van de vraag of je de kans groot acht dat we op globaal niveau naar een veel kleinere dierlijke consumptie toegaan. Ik acht die kans behoorlijk klein, de trend is in ieder geval helemaal de andere kant op. Dat kun je ongewenst vinden (en dat vind ik ook), maar daarmee verander je die trend niet. Gegeven dat feit (en dat is nadrukkelijk een vooronderstelling in ons artikel) doe je er verstandig aan om na te denken hoe je die productie zo duurzaam mogelijk maakt.

Jouw pleidooi voor een andere richting, komt noodzakelijkerwijs neer op een sterke reductie van de veestapel in Nederland, in combinatie met een andere bedrijfsvoering, gebaseerd op natuurlijke kringlopen. Inzetten op kwaliteit, en laat de bulkproductie maar aan andere landen over. Je geeft het zelf al aan: misschien gaat China wel varkens telen. Ik zal het je sterker vertellen: de eerste agroparken worden op dit moment al gebouwd in China. En Brazilië concurreert onze vleespluimveehouders nu al dood. Jouw pleidooi komt er op neer, dat je de door jou geidentificeerde nadelen van bulkproductie simpelweg naar elders exporteert. De varkens zijn dan simpelweg 'ding' (in jouw terminologie) aldaar.

Je subject luidde: "streekham of varkensflat". Ik heb hem bewust veranderd in: "Streekham én varkensflat". Omdat ik helemaal niet pleit voor het een óf het ander. Integendeel: juist door de intensieve veehouderij uit het platteland weg te halen komt er ruimte voor een veel betere kwaliteit van ons platteland én voor vormen van natuurboeren zoals jij die voorstaat. Ik moet er niet aan denken dat ons voedsel alleen maar uit dergelijke megamachines zou komen!

(...)

Kortom; streekproductie en natuurboeren zijn fantastisch, en een heel goede manier om stedelingen nauwer in contact te brengen met voedselproductie en natuur. Helemaal voor! Ideeën over grootschaligheid staan dat soort beelden ook niet in de weg, scheppen er zelfs fysieke ruimte voor. Op een globale schaal geloof ik echter niet dat we er daarmee komen. En in feite bevestig je dat ook al zelf: verplaats het probleem dan maar naar China of Brazilië.

Tot slot: het door jou geïdentificeerde gevaar dat agroparken uiteindelijk alleen maar hele grote intensieve veehouderijbedrijven zijn, met dezelfde omstandigheden voor beesten als nu, is reëel. In de discussies die ik afgelopen week heb gevoerd over dit onderwerp is me wel duidelijk geworden, dat het wantrouwen tegen de markt diep zit - en niet geheel ten onrechte. Hier ligt dus een schone overheidstaak, om vernieuwing te stimuleren, maar uiteindelijk ook afdwingbare regels te stellen m.b.t. milieu en dierenwelzijn.

-

Waarop ik de vriendin schreef:

Ik had het voor mezelf al voorspeld: men zal betogen dat het 'én... én...' kan zijn. Het weerwoord dat je hebt gekregen is intelligent en doordacht. Rationeel op en top. Jij begint je betoog echter niet voor niets met het principiële bezwaar van het tot dingen maken van dieren. Jij hanteert een deontologische ethiek, je tegenstander een utilistische. Voor zover ik het goed zie, kunnen mensen die dergelijke verschillende morele paradigma's gebruiken, eindeloos langs elkaar heen denken en praten zonder elkaar werkelijk te begrijpen. Jij vindt dat je varkens niet in een fabriek in elkaar moet zetten, ongeacht de vraag of men zulks elders (China) met volle kracht aan het realiseren slaat. Ik vind dat ook.

'Kortom; streekproductie en natuurboeren zijn fantastisch, en een heel goede manier om stedelingen nauwer in contact te brengen met voedselproductie en natuur. Helemaal voor! Ideeën over grootschaligheid staan dat soort beelden ook niet in de weg, scheppen er zelfs fysieke ruimte voor.'

Kijk, dit vind ik misschien de zwakste plek van het betoog van je opponent. Hoe kan hij volhouden dat het voelen en betrachten van respect voor de natuur (en het milieu) - wat hij hierboven verengt tot 'streekproductie en natuurboeren', een bewijs dat hij de essentie van je bezwaar niet vat - samen kan gaan met de torenhoge varkensfabrieken? Ja, die scheppen misschien fysieke ruimte (als alternatief voor de laagbouw-bioindustrie), maar het gaat er natuurlijk juist om dat ze de 'emotionele ruimte' afsnijden en verduisteren.

'Tot slot: het door jou geïdentificeerde gevaar dat agroparken uiteindelijk alleen maar hele grote intensieve veehouderijbedrijven zijn, met dezelfde omstandigheden voor beesten als nu, is reëel.'

Ah, dat geeft-ie dus toe. Dat hij desondanks optimistisch blijft over het dierenwelzijn in varkensflats, vind ik eerlijk gezegd laakbaar-naïef; ik weet dat je deze vergelijking na Robert Long niet meer geacht wordt te maken, maar toch: het doet me denken aan Duitsers die in de vorige eeuw de omstandigheden in Theresienstadt (cf. de van overheidswege geoptimaliseerde varkensflat) gebruikten om de concentratiekampen goed te praten. Weer een reden erbij om geen GroenLinks te stemmen volgende week.

Theologische speculaties



De wonderlijke vindplaatsen van het begrip 'baren': een kind baren, de baren van de zee[*], barensweeën, opbaren en lijkbaar, openbaren. Geen idee of dit etymologisch enig hout snijdt[1], in het Duits kom je oppervlakkig kijkend ook een eind, in het Frans en Engels ligt het uiteraard weer anders. Denk ook aan de verlossing door de vroedvrouw.

Conform het neo-freudiaanse en feministische begrip 'baarmoedernijd'[2] zou je kunnen redeneren, dat de man uit alle macht 'zijn ding' boven de zwangerschap en het baren van een kind heeft willen stellen. Geen gelijkwaardig ding - bijvoorbeeld een mooie kijk op het (samen) verwekken van het kind - maar meteen iets dat hij onovertrefbaar essentieel en heilig acht: de Openbaring van het Woord van God.
In den beginne was het Woord - niet de Zwangerschap, het Baren of het Kind. De profeet ontvangt het Woord van God, als het ware zoals de vrouw het zaad van de man tot zich neemt. Vervolgens maakt de ziener een periode door van twijfel ('groeit het woord van God echt in mij, het maakt me zowel bang, als dat ik vervuld raak van gloeiende trots en zalige voorgevoelens'); en het spreken van het Woord zelve gaat bij menig profeet, zoals bij Mohammed, gepaard met Worstelingen en Pijnen die sterk aan het baren van een kind doen denken.
Kortom, als usurperende reactie op een matrifocale ordening en matrilineaire afstammingslijn, eigent de man zich de zwangerschap en het ter wereld brengen toe van het volgens hem meest essentiële: het Woord, Kennis van de Schepper en daarmee de Waarheid, de Werkelijkheid en de Wet.

Voor de zekerheid maakt de man, zelfbenoemde spreekbuis van het goddelijke, de vrouw in twee opzichten zo onmondig als maar zijn kan: in menige cultuur moet zij haar gezicht (met name haar mond) verbergen[3] achter een sluier en in verschillende regio's wordt vandaag nog de vagina letterlijk dichtgenaaid. In de moderne Westerse cultuur stelt Lacan met zoveel woorden dat de man spreekt en dat de vrouw wordt gesproken. Zoals de sluier de draagster het woord ontneemt, moet het maagdenvlies dienen als afscherming van haar vruchtbaarheid, met de man als zegelbewaarder.
Het is de man die bepaalt waar en wanneer de vrouw haar gezicht mag laten zien en waar en wanneer zij wordt ontmaagd (zwanger kan worden).
Als we denken aan Nietzsche's beroemde openingszin: 'Aangenomen dat de waarheid een vrouw is - wat?' (zo begint Voorbij goed en kwaad): daarin zou je een verwrongen rekenschap kunnen bespeuren van de hierboven geschetste metaculturele 'Umwertung aller Werte', maar dan - uiteraard niet à la Nietzsche - opgevat als (de religieus-intimiderende, gepaard aan de materieel-gewelddadige) ombuiging van een matrifocale cultuur tot een patriarchale.

De vertellingen van duizend-en-één nacht zijn, zo wil de legende het, ooit de reddende creatie geweest van een vrouw, Sjahrazaad, die met haar verhalen de sultan zijn gewoonte deed vergeten om al na de eerste nacht met een nieuwe jonge maagd uit zijn harem over haar het doodvonnis te voltrekken; en die de koning zelfs tot inkeer bracht en zijn menselijkheid deed hervinden.

Duits: offenbaren; Engels: reveil; Frans: révéler. 'Ontsluieren' en 'openbaren' betekenen dan ook bijna hetzelfde. Sluier in Engels en Frans: respectievelijk veil en voile - mogelijk ook in die twee talen dus een hecht verband.

Het vooropstellen en volstrekt opeisen van het Woord en de Openbaring (versus het Kind en het Baren) en van de rol van Verlosser (versus de verlossende vroedvrouw) is uiteraard het doorschieten naar een (fallische) extremiteit. Het door de man ingelijfde woord raakt gespeend van de dialoog zonder welke het een dode letter wordt, verstijft en afsterft - gebalsemd perkament, heilig boek. De dienstbaarheid aan de geconserveerde tekst, het levenloze woord - het vernietigen en verbieden van het gesprek tussen man en vrouw, waarbij ook de vrouw Spreekt - ontaardt noodzakelijk in een vorm van necrofilie.

Vandaar wellicht de obsessie van 'grote mannen' voor het zichzelf opbaren, de lijkbaar, een imposante begrafenis, het lot van hun lijk, de absoluutheid en onsterfelijkheid van hun teksten, de grandeur van hun grafmonument. In het opbaren - met al zijn rituelen en 'apparaten', zoals tomben, sarcofagen en piramides - bouwt de man een surrogaat-overtreffende baarmoeder, waardoor hij op aarde eeuwig zal worden herdacht en waaruit hij bovendien als onsterfelijk wezen zal worden herboren in het bovennatuurlijke, het bovenzinnelijke - in het hemelse rijk van de Vader, verlost uit het natuurrijk van de Moeder.

Daarom is het geen toeval dat het materieel-allerheiligste in de richting waarvan de moslims bidden en waarnaar zij op bedevaart gaan om het tenminste ééns in hun leven aan te raken, een... tombe is, in de vorm van een uiterst zichtbare en tastbare, harde zwarte kubus - in alle opzichten de tegenhanger van de ronde, zachte, onzichtbare dan wel 'roze' en niet aanraakbare baarmoeder.
En wellicht evenmin dat ook het gebedsdoosje van de joden een harde, zwarte kubus is - die overigens met een riem om het hoofd of de bovenarm wordt gebonden, strakker naarmate de gelovige orthodoxer en vromer is, mogelijk een vorm van zelfkastijding ter onbewuste imitatie van vrouwelijke pijnen bij de vruchtbaarheidscyclus; de schokkerige, bijna spastische bewegingen bij het joods-orthodoxe bidden zou je zo kunnen duiden, het reiken van God naar de man in gebed en het verhoren van zijn bede zou als tegenhanger van de (voorbereiding van de) 'eisprong' kunnen worden bezien.
In ultra-orthodox-joodse kring mag de vrouw de tphiline niet dragen en in de islam mogen vrouwen zich niet mengen in de extatische pelgrimsdraaikolk om de Ka'ba (een gebeuren dat trouwens ook aan een voetbalstadion vol dronken hooligans doet denken).



De eeuwige vijandschap én daardoor onverbrekelijke band tussen orthodoxe joden en moslims. De herkenbare, vrome jood, met Jahweh nog enigszins als metgezel maar ook Absoluut en Uitverkozen in contact door middel van het zwarte doosje op zijn voorhoofd, is als het ware geëxplodeerd in talloze anonieme moslims die zich volkomen onderwerpen aan de ongenaakbare grootheid van Allah; zijn bijna clowneske tphiline is opgeblazen tot de grimmige omvang van de Ka'ba.

De zwarte doos als bewaarplaats van de vluchtgegevens van een neergestorte (dode) God, die in lucht is opgegaan.

De beroemdste openbaring, de Openbaring van Johannes[3], staat bekend als de Apocalyps - het oud-Griekse woord voor 'ontsluiering' - en is een fantasmagorisch-militaristische, gruwelijke orgie van massaslachting en verminking. Haat en geweld tegen de 'hoer' Babylon zijn daarbij prominent.

Bij de metaculturele oercoup die deze speculaties betreffen, werd in één beweging de matrilineaire voortplantingslijn omgesmeed tot een patrilineaire: ook het gebeuren en de boekhouding van de seksuele gemeenschap en de voortplanting moest een mannelijk ding worden.

Vrij associërend kan je dit weerspiegeld zien in de bekende symbolen van judaïsme, christendom en islam: de davidster, het kruis en de maansikkel met het sterretje - de vlaggen waaronder het mannenvolk der geestelijken zich als het ware vrouwenloos voortplant.
In alledrie symbolen naderen elkaar of verenigen zich twee delen: in het kruis en de davidster overlappen elkaar twee langwerpige respectievelijk driehoekige elementen; de islamitische maansikkel (denk aan de maandstonden van de vrouw) vormt een geheel met de ster (het zaad van de man). De ene legt zich heen over en/of doordringt de andere. Verbeeld is een vorm van gemeenschap en Totaliteit. In het christendom vindt precies daar geen verwekking of geboorte plaats, maar een... zelfverkozen executie.
(Weliswaar bevinden de als een soort levende poppen gekoesterde iconen van het Hindoeïsme zich in zogeheten "baarmoederkamers" in de tempels, de priesterkaste is mannelijk. Ook in het boeddhisme is de vrouw principieel ondergeschikt aan de man[4].)

Kortom: de 'techniek' van en controle over de seksuele gemeenschap, de vruchtbaarheid en de Totaliteit is door de man en de mannelijke priesterkaste[5] letterlijk én figuurlijk ter hand genomen. De moderne wetenschappelijke obsessies rond 'stamcellen', 'klonen' en 'genetische manipulatie' zijn daarvan een uitvloeisel, hoezeer ook juist de kerken zich daartegen te weer stellen en al zijn er vrouwelijke biochemici (het gaat om het type denken en doen).

Samenvattend heeft de man zich in één vernuftig-gewelddadige, metaculturele manoeuvre[6] zowel het (recht van) Spreken - van de Waarheid, met name als Openbaring -, het vertegenwoordigen van de Schepper en het stellen van de Wet toegeëigend, als het controleren van het seksuele verkeer en het uittekenen van de bloedlijn.

De drie besproken godsdiensten[7] zijn zo bezien grootscheepse vormen van necrofilie[iiii] in de gedaante van een verlossingsleer.

Later toegevoegd:

Das Ithaka-Projekt; Mediterrane Mythen, Monotheismus und die Geschlechterfrage
Victor en Victoria Trimondi, 23-25 oktober 2008

How America Continues to Suffer the Male Rage of the 'White Wing'
Interview met Michael Kimmel door Mark Karlin, Truthout, 25 november 2013

Noten

[1] Toegevoegd januari 2012: 'Baar' zoals terug te vinden in 'opbaren', 'baar' (golf) en 'baren' (van een kind) gaat etymologisch terug op beran (dragen, voortbrengen) - denk in verband met 'golf' ook aan 'opheffen'. Latijn ferre; Grieks phérein, zoals in 'amfoor' (buikige vaas) en 'metafoor'. Ook 'gebaren' komt van beran, in de afgeleide vorm 'zich gedragen'. Ik moet hierbij denken aan een opmerking van R.A. de Groot in Harmonie als tegenspraak (De Bezige Bij, 1986): 'Mulisch begeeft zich [net als Vestdijk in De toekomst der religie; K] óók in leegten - het is woestijn waar hij gebaren maakt'. De cursivering is van Cornets de Groot, die vrijwel zeker citeert uit Martinus Nijhoffs Awater, waarin de protagonist wordt beschreven als een soort Johannes de Doper.
'Baren' in 'openbaren' gaat terug op een ander oud werkwoord baren (tonen, te voorschijn brengen) [of wellicht ook 'aan het licht / in de openheid brengen', 'laten blijken', 'evident maken'; K] afkomstig van baron (openbaren, tevoorschijn brengen, ontbloten) van bar (naakt, bloot, open). Maar J. de Vries schaart 'openbaar' toch in een groep woorden teruggaand op 'dragen', waartoe hij ook 'beuren', 'gebeuren' en 'gebaar' rekent. Vergelijk de Van Dale over 'openbaar'; 'open liggende, toegankelijk, openbaar', van open + baren (dragen); 1. voor ieder open en bloot. 'Openbaring' heeft volgens de Van Dale als eerste betekenis 'het openbaar maken, verkondiging, mededeling van iets dat nog niet bekend is; met name in godsdienstige zin, door goddelijke ingeving'. Bij 'openbaren' vermeldt echter ook de Van Dale: 'doen zien, synoniem vertonen'.
Het is dus wonderlijk hoezeer 'baren' en 'openbaren' elkaar als het ware etymologisch raken en toch waarschijnlijk niet op dezelfde bron teruggaan; in het Nederlands lijkt een overlap te zijn ontstaan in de zin van 'openbaren' als 'in de openheid dragen'. 'Gebaren maken' kan 'iets uitdrukken' betekenen; en 'van niets gebaren' betekent in het Vlaams: 'niets laten blijken', waarbij 'gebaren' dus zoveel wil zeggen als 'laten blijken', 'tonen'.
Andere associatie: Harry Mulisch stelt in Grondslagen van de mythologie van het schrijverschap: 'Moet een mens zich dan niet ontwikkelen? Alleen zo lang dat niet betekent, dat hij iemand anders moet worden, want dan verandert hij in een leugen. Hij moet worden die hij is; anders is het geen ontwikkeling, maar een inwikkeling. Naaktheid [bar zijn; K] is het doel.'

Wel mooi dat 'gebeuren' via 'baren' teruggaat op dezelfde bron als 'golven'. Mulisch in Egyptisch: 'Jij bestaat omdat je niet bestaat / Uit jezelf, maar voortdurend gevuld met ander water / Ben jij die golf.'
Terzijde: dat 'amfoor' en 'metafoor' een beetje aan elkaar verwant zijn (via 'dragen'), is een aardig gegeven bij mijn gedicht De levende vaas, in het bijzonder de regel 'een aanraakbaar zinnebeeld'.

Toevoeging 19 januari 2012: Martin Heidegger schrijft in de inleiding van Wat is Metafysica?: 'Het Zijn wordt in zijn ontbergend wezen, dat wil zeggen in zijn waarheid, niet gedacht. Toch spreekt de metafysica, als zij haar antwoorden geeft op haar eigen vraag naar het zijnde als zodanig, juist uit het gebeuren, dat het Zijn zich openbaart, al slaat zij op deze gebeurtenis geen acht. Daarom kan nu de waarheid van het Zijn de grond heten, waarin de metafysica – die wortel van de boom der filosofie – haar houvast vindt en waaruit zij wordt gevoed' (vertaling Kristien Justaert in haar verhandeling De laatste god).

Toevoeging december 2013: pas deze maand heb ik er kennis van genomen dat bij Meister Eckhart von Hochheim het begrip "baren" een prominente plaats inneemt, zo opvallend dat zenmeester Nico Tydeman stelt: "Eckhart lijkt me geobsedeerd door het verschijnsel geboorte, baren, evenals maagdelijkheid, maagd en vrouw zijn. In bijna elke preek en op vele plaatsen in zijn traktaten vindt men een stereotype woordenreeks - hier kort samengevat: 'In deze duisternis [i.e. de zielegrond, waar het menselijk individu één is met God; K] wordt de Zoon van de Hemelse Vader geboren die de Zijne is: en ook jij wordt daar geboren als kind van dezelfde hemelse Vader en van niemand anders'."
Volgens Eckhart is er dan einberkeit van de ziel, waarover vertaler C.O. Jellema opmerkt: "[...]'einberkeit', wat [...] 'eenparigheid' betekent, 'zonder verschil', ook 'eenheid'. Maar Eckhart houdt er soms een eigen etymologie op na, zoals ook latere dichters als Hölderlin en Rilke dat doen. En in de keuze voor het woord 'einberkeit', dat ik voor zover ik me kan herinneren alleen hier ben tegengekomen, laat Eckhart het woord 'ber' doorklinken, dat 'iets wat voortgebracht is en wat als vrucht groeit of bloeit' betekent en samenhangt met 'bern', wat 'voortbrengen' en 'baren' betekent. 'Einberkeit' kan ik beter vertalen met 'eenbarigheid'. Want in de eenheid van het ware, dus van alle voorstellingen gezuiverde onderkennen, [wat] is gelijk aan liefhebben, van God, 'baart' God zich in de ziel in dezelfde beweging waarmee de ziel zich 'terugbaart' in God. 'God moet zonder meer mij worden en ik zonder meer God, en wel zo één, dat dit "hij" en dit "ik" één is worden en in die "isheid" eeuwig één werk verrichten'."

Toegevoegd april 2014: Eckhart zegt bijvoorbeeld: "Hoe baart God van nature zijn Zoon in de ziel?"; en: "'Vrouw' is het edelste woord waarmee men de ziel kan benoemen, het is veel edeler dan maagd. Dat de mens God in zich ontvangt is goed, en in zijn ontvankelijkheid is hij maagd. Maar dat God vruchtbaar in hem wordt, dat is beter; want wanneer de gave vruchtbaar wordt, dan is dat uitsluitend in de dankbaarheid voor die gave, en daarin is de geest vrouw, in die terugbarende dankbaarheid waarmee hij [sic; K]  Jezus terugbaart in het vaderlijke hart van God." (Meister Eckhart, Over god wil ik zwijgen, Preken & traktaten, vertaling C.O. Jellema, Historische Uitgeverij, pagina 41 respectievelijk 71-72).

[2] Toegevoegd januari 2012: het begrip is geïntroduceerd door de psychiater en neo-freudiaanse psychotherapeut Karen Horney (1885-1952).

[3] Toegevoegd 31 oktober 2010: Openbaring 17:5 luidt: 'en op haar voorhoofd was een naam geschreven, namelijk Verborgenheid: het grote Babylon, de moeder der hoererijen en der gruwelen der aarde.'
Johannes stelt de 'hoer' Babylon tegenover Jeruzalem, de 'bruid' van Christus. Natuurlijk bevat de tekst geen flauwe notie van de ook indertijd vrijwel zeker geldende omstandigheid, dat prostitutie een bedrijf was dat aan mannenlusten tegemoet kwam en door mannen werd ingekaderd - nee, de 'hoer' is volgens Johannes het voertuig van de 'gruwelen der aarde' en van het kwaad ('het beest'). De hoerenloper, die aldus als eigenlijk een slachtoffer wordt getypeerd, blijft schone handen (om niet te zeggen: een schone pik) houden. De mannen-in-het-verderf-stortende vrouw echter wacht een afschuwelijke straf: de 'hoornen' van 'het beest' 'zullen haar vleesch eten en zullen haar met vuur verbranden'.

Jung geeft in Antwoord op Job een interessante duiding van de Openbaring van Johannes, namelijk als een ware eruptie van uit het onbewuste tevoorschijn tredende, levenslang verdrongen, kwaadaardige gedachten en neigingen van de àl te vrome, zelfs zijn vijanden lief hebbende exemplarische navolger van Jezus - de auteur van het slothoofdstuk van de bijbel. Met een dergelijke kijk zou Peter Sloterdijk (zie noot hieronder) overigens waarschijnlijk instemmen, gezien zijn Zorn und Zeit (zie onder meer deze knappe bespreking door Stefan Beyst).
Verder benadrukt Jung in dit werk de cultuur-ethische noodzaak van het herstellen van het vrouwelijke aspect van God; voor Jung staat het vrouwelijke voor het kunnen (ver)dragen van tegenstellingen, de incorporatie van 'volledigheid', terwijl het mannelijke het (kunnen) belichamen van 'volmaaktheid'[i] zou behelzen, die overigens volgens Jung tevens steriel is en in zichzelf doodloopt.
Daarom ontkomt Jung op de keper beschouwt óók niet (helemaal) aan een seksistisch-essentialistische metafysica: hij voorspelt tenminste impliciet bijvoorbeeld vrouwen die kunst willen maken die even 'volmaakt' is als de creaties van de grote mannelijke kunstenaars, bepaald niet veel goeds.

Men kan stellen dat in deze tijd bijvoorbeeld islamisten en hun Westerse extreemrechtse tegenpolen bezeten zijn van hun eigen 'goedheid' en - hun destructieve impulsen verdringend of loochenend - gewelddadige conflicten provoceren ter ontlading van hun ontkende boosaardige aandriften

[i] Ik vind het mooi dat het woord 'volkomen' (cf. mijn gedicht Volkomen) zowel 'volmaakt' als 'volledig' betekent en kan worden gelezen als een werkwoord, dus als een onafgebroken gebeuren in de zin van een schenken door de Schepper in de 'bokaal' of 'graal' van je bewustzijn, hetgeen idealiter of au fond een elk moment overlopen van vreugde inhoudt.
[4] Toegevoegd augustus 2011: De Kalachakra-tantra van het voornamelijke Tibetaanse tantrische boeddhisme omvat een gecompliceerde 'liturgie' en reeks inwijdingen, waarbij de - mannelijke - goeroes zichzelf als het ware geestelijk voortplanten door middel van hun - mannelijke - leerlingen, aldus een soort stamboom ('gezegende afstamming') vormend van ontwaakten (Oosterse heiligen, die zich vaak een manifestatie achten van een godheid dan wel van het 'lege' goddelijke). Daarbij komen meisjes en jonge vrouwen alleen te pas als leveranciers van vrouwelijke levensvochten, die door de man uit de vrouw worden opgenomen in een letterlijke omkering van de opname van sperma door de vrouw. Een necrofiel aspect is ook hier aanwezig: het illusoire (ooit uit een vrouw geboren) lichaam van de man wordt tenslotte vernietigd en als het ware herboren als zuiver androgyn bewustzijn; de veile, 'wilde' vrouw die eerst in het spel is, gaat na de bedwinging en aanwending door de man te gronde - samen met zijn illusiore lichaam - en keert slechts terug in de vorm van serviele schoonheden. Het hele proces staat onder controle van de - mannelijke - beoefenaars van deze barokke geestelijke metamorfosen.
Meer aanwijzingen voor (tantrisch) boeddhistische baarmoedernijd worden hier en hier uit de doeken gedaan. Dezelfde auteurs zetten hier uiteen wat in hun ogen het wenselijke alternatief is.


[5] Toegevoegd januari 2012: Gekscherend kan je mijmeren over de prominente aanwezigheid van de baard in kringen van mannelijke wijzen en geestelijken. Het harige aanhangsel, ontspruitend aan de kaak van het gezegende heerschap, wordt in dit milieu klaarblijkelijk nogal eens gekoesterd als bewijs van spirituele vruchtbaarheid - mogelijk omdat voor de man niets dichter in de buurt komt van het vrouwelijke vermogen een substantieel volume aan lichaamsweefsel voort te brengen uit het eigen lichaam; en daarom reden temeer het groeisel, hoezeer het ook een lichtgewicht betreft, als een kindje te dragen en te verzorgen. Misschien valt er een grappige tekenfilm te maken van een man die trots een flink uit de kluiten gewassen baard kweekt, maar tot zijn grote leedwezen moet besluiten daar - wegens jeuk aan zijn kaken - afstand van te doen; uit liefde voor de baard, laat hij de baard als één geheel afknippen; vervolgens zien we hem de huilende baard als een baby in een kinderwagentje rondrijden; op latere leeftijd blijkt de baard zich natuurlijk te ontpoppen als de verwilderde profeet van nu werkelijk de allerlaatste en enige God der mensen.
Een meer serieuze duiding van de baard zou waarschijnlijk aannemelijk maken dat het gezichtsbedekkende attribuut de drager helpt zijn gehoor ervan te overtuigen dat niet hijzelf - met al zijn wellicht bedenkelijke karaktertrekken - het Woord tot hen richt, maar de Heer namens wie hij spreekt: het min of meer anonimiserende van de baard, stelt de bezitter ervan in staat zich kansrijker als puur doorgeefluik (medium, apostel) voor te doen; met als leuke bijkomstigheid dat de Waarheid zo evenals een mensenkind naar buiten komt komt via een opening in een harige streek van het lijf.
(Het is amusant dat in het Nederlands 'gebaard' het voltooid deelwoord is van 'baren', maar etymologisch gaat 'baard' terug op iets als 'borstel' en is het woord in geen enkel opzicht verwant met 'baren' of 'openbaren', terwijl de laatstgenoemde woorden elkaar qua betekenis op zijn minst raken
- zie de eerste noot hierboven.)

[6] Toegevoegd januari 2012: Peter Sloterdijk stelt in het tweede deel van zijn Sferen-trilogie (hoofdstuk 3, Arken, stadsmuren, wereldgrenzen, immuunsystemen): 'Het begrip "ark" - afkomstig van het Latijnse arca, kist, met haar afleiding arcanus, gesloten, geheim - onthult de in sferologisch opzicht meest radicale ruimtegedachte, die de mensen op de drempel van de hoogcultuur konden ontwikkelen, namelijk dat de kunstmatige, afgedichte binnenwereld onder bepaalde omstandigheden als enig mogelijke omgeving voor haar bewoners kan overblijven. [...] Noachs ark is al meteen een mechanische uterus waarin het leven zich verschanst tegen een onmoederlijke omgeving [...] De ark is het autonome, het absolute, het contextvrije huis, het gebouw zonder nabuurschap; in de ark is de negatie van de omgeving door de kunstmatige constructie op exemplarische wijze belichaamd. [...] Door de bouw van de ark is de breuk met het matriarchale illusionisme een feit. Op grond hiervan zou de mens, die de uiterste consequenties uit deze mythe zou trekken, als ontologische volwassene tegenover de natuur komen te staan
[cursivering door mij; K]. '
In het eerste deel van de trilogie maakt Sloterdijk duidelijk dat de primaire menselijke binnenwereld die van de baarmoeder is. De Ark (des Verbonds) is mijns inziens daarom te beschouwen als de inlijving van de vrouwelijke oergrond in de mannelijke orde(ning). Vergelijk de door mannelijke priesters beheerde 'baarmoederkamers' van het Hindoeïsme. Denk verder aan Levinas' benadrukking dat het joodse geloof - in mijn woorden geparafraseerd - het exacte tegendeel is van een bloed en bodem-mythologie (waarmee zijn steun voor het zionisme overigens behoorlijk in strijd lijkt te zijn). Ook komt natuurlijk de moderne mythe Star Trek voor de geest: een groep mensen die in een ruimteschip de onleefbaar geworden aarde heeft moeten verlaten en vol heimwee rondzwerft in een heelal vol gevaren; waarbij overigens de aansporingen van de natuurkundige Stephen Hawking, die de mensen maant andere planeten te koloniseren voordat de aarde teveel is opgewarmd, alsmede vele andere astronautische fantasieën, naadloos aansluiten[$].
Dit alles - inclusief Sloterdijks Sferen - kan je zien als wanhopige pogingen om een ontspoord en uiteindelijk de ecologische bestaansvoorwaarden verwoestend patriarchaal (denk)systeem te repareren en te bestendigen. Dus zonder de kern van het probleem onder ogen te zien: de onwil - voortkomend uit onder meer ongevoeligheid en daarmee gemoeide agressieve penetratiedrang - om in harmonie te leven met een 'dragende en bergende grond' die men niet in zijn macht heeft, noch probeert geheel onder controle te krijgen. Kortom te leven vanuit een vertrouwen in en verbondenheid met een 'voldoende moederlijk' heelal - een dergelijke grondhouding spreekt bijvoorbeeld uit Rilke's beroemde gedicht Es winkt zu Fühlung, dat Sloterdijk dan ook (slechts half ironisch) denigrerend kwalificeert als getuigend van 'primair narcisme'. Zodanig te leven, dat het vrouwelijke niet wordt vernietigd en krampachtig gecompenseerd door een Heer in den hoge en diens eis tot 'zelfherberging' (Sloterdijk)
krachtens door hem geopenbaarde richtlijnen, die au fond (dit wordt vaak verpakt in ethische termen) meedogenloos zijn en het grofste geweld legitimeren ter overleving[ii]; en die evenmin als het primair nastreven van een 'partnerrelatie' met het 'buiten' diverse tegenslagen en calamiteiten uit de weg kan ruimen - integendeel, het veroorzaakt waarschijnlijk globaal aanzienlijk meer schaarste en sterfte dan wanneer mensen meer zouden leven in termen van samenwerking en harmonie met wie en wat hen omringt.
Sloterdijk ontvouwt[iii] zijn filosofische antropologie precies vanuit de blinde vlek van dit patriarchale paradigma. Gechargeerd gezegd en met voorbijgaan aan Sloterdijks vele briljante invallen: zonder de masculine baarmoedernijd als zodanig te onderkennen, verheft hij deze tot verklarend principe van de vorming van menselijke culturen, waarbij hij de vijandige afgunst van de man ten aanzien van de vrouw aan het oog onttrekt door deze te mystificeren tot een allesdoordringende, beide seksen beheersende baarmoederheimwee, uitmondend in een menselijke oerdrift altijd en overal binnenruimten ('sferen') te bouwen in een immer en alom vijandig geachte buitenwereld. Ruim genomen betreft baarmoedernijd in mijn ogen overigens niet alleen de zwangerschap en het baren, maar ook de aanhankelijkheid van de kinderen aan de moeder, die wellicht door mannen wordt nagebootst door het manipuleren van onderhorigen in hun machtssferen. De buitenwereld wordt door de 'heren' mogelijk steevast als vijandig en bedreigend ervaren, doordat zij hun grotendeels onbewuste en gewelddadige jaloezie betreffende de matrifocale kind-moederrelatie projecteren op de mensen die leven buiten het bereik van de door henzelf gecontroleerde, uit mimetische begeerte ingerichte domeinen. Nogmaals, dit is een overtrokken en simplificerende aanval op Sloterdijks imponerende filosofische reconstructie, maar soms moet men iets rigoureus contrasteren om ernstige gebreken aan het licht te brengen.
Naast baarmoedernijd speelt natuurlijk in nog sterkere mate 'gewoon' dierlijke territoriumdrift een belangrijke rol, die Sloterdijk eveneens verwaarloost; die drift krijgt in mijn optiek ten minste mede door die nijd zijn soortspecifieke 'sferen' scheppende karakter.

Het is interessant dat Sloterdijk via 'ark' komt op 'stad' en in het bijzonder het door - vaak concentrische - muren beveiligde innerlijke heiligdom van de stad. Volgens hem is het 'oerfeit van alle godsdienst als cryptoarchitectuur en cryptogrammatica' het volgende: 'pas de ommuring van God creëert haar specifiek geheim; pas de codering van het goddelijke onttrekt het aan het publieke medeweten; pas door de wedijver van de kamers om de diepere binnenpositie ontstaat datgene wat grotere nabijheid bij God beweert te zijn. De crypte moet dus zowel in het horizontale als in het verticale gezocht worden' [cursivering door mij; K]. Zo verbindt Sloterdijk dus 'baarmoeder' uiteindelijk met 'crypte' - wat naast 'verborgen ruimte' zoals bekend ook 'grafkelder' kan[iiii] betekenen (zie mijn opmerkingen over 'necrofilie' hierboven) - en met een verlangen tot in die crypte door te dringen om het geheim van God deelachtig te worden, i.e. als puntje bij paaltje komt het raadsel van het leven - de vrucht van ultieme scheppingskracht - op te lossen en tot machtsmiddel te maken: de natuurlijke DNA-code, met name van de eicel, vervangen door de technologisch en eventueel ook technocratisch geprogrammeerde stamcel.
Eveneens typerend is Sloterdijks verbinding van 'ark', via 'verbond', met 'afspraak' en 'contrat naturel' - 'de onderbrenging van het natuurlijke in een goddelijk-menselijke rechtssfeer' [cursivering door mij; K] - en met 'tekst die zijn eigen pretext en context is', waarbij de gelovige joden er meer dan 2000 jaar op hebben vertrouwd 'dat er niets bestaat buiten de tekst en het tot in het oneindige uitdijende commentaar daarop'. Dus de baarmoeder met haar kiemcel wordt zo qua oergrond verdrongen door tekst - geschreven en besproken door mannen; vergelijk mijn opmerking hierboven: 'het vooropstellen en volstrekt opeisen van het Woord en de Openbaring[iiiii] (versus het Kind en het Baren) en van de rol van Verlosser (versus de verlossende vroedvrouw) is uiteraard het doorschieten naar een (fallische) extremiteit. Het door de man ingelijfde woord raakt gespeend van de dialoog zonder welke het een dode letter wordt, verstijft en afsterft - gebalsemd perkament, heilig boek. De dienstbaarheid aan de geconserveerde tekst, het levenloze woord - het vernietigen en verbieden van het gesprek tussen man en vrouw, waarbij ook de vrouw Spreekt - ontaardt noodzakelijk in een vorm van necrofilie.'
Voorts betoogt Sloterdijk dat God zich door middel van (zijn) 'muurwording' bewijst en 'vanaf dat moment zelf als bouwheer van de bouwheren en als ambachtsman van alle ambachtslieden opgevoerd mag worden. Een dergelijke lucide producent-god biedt de mensen de gelegenheid zichzelf in een nieuw licht te zien. De gedachte dat een koninklijke ingenieur of een goddelijke pottenbakker ook henzelf heeft geproduceerd moet zich aan hen opdringen. Zo kunnen ze zich intiemer verbonden voelen met hun maker dan met hun moeders. Ze raken vertrouwd met de voorstelling dat ze uiteindelijk niet zozeer uit een moederhol voortkomen als wel uit een werkplaats. Misschien ligt hier de technognostische oorsprong van de verlossingsgodsdiensten van het Nabije Oosten: wie mensen kan produceren, die kan ze ongetwijfeld ook repareren. (Moeders daarentegen kunnen hun kinderen hooguit opnieuw opslokken, wat op den duur niet kan doorgaan voor een reparatie. - Wanneer het laatantieke gnosticisme de schepper-god zo hartstochtelijk van de verlosser onderscheidt, dan doet het dat om duidelijk te maken dat de slimme klant 'mens' [lees: de man; K] zijn reparaties niet moet toevertrouwen aan de prutser [lees: de vrouw; K] om de hoek, die de wereld heeft gemaakt, maar aan diegene bij wie kunnen en willen nog een het hetzelfde is: bij de absoluut transcendente god die zich niet met de volslagen mislukte schepping [lees: het werk van de vrouw; K] gecompromitteerd heeft.)' [cursivering door mij; K - in deze passage lijkt de misogynie van het besprokene naadloos te versmelten met een onuitgesproken en mogelijk onbewuste vrouwenhaat aan de kant van de bespreker...]
Zo
bezien is het van betekenis dat 'ark' teruggaat op 'kist' (denk ook aan doodskist, tombe, altaar, schrijn), dus niet op een organisch-bolvormige maar op een technisch vervaardigde, rechthoekige afsluitbare ruimte.
[$] Toegevoegd juni 2016: bij Sloterdijks mijmeringen omtrent de ark, "cryptoarchitectuur", "cryptogrammatica" en "codering van het goddelijke" komt onwillekeurig ook de virtuele werkelijkheid van de computer (het netwerk van computers) voor de geest, waarin de mens volgens onder anderen de in Silicon Valley populaire futuroloog Ray Kurzweil zal opgaan als een wezen voor wie werkelijkheid en schepping een en hetzelfde zullen zijn. Zie m'n blog: "Kritische geluiden over de singulariteit" (in een noot daarvan zeg ik iets over Sloterdijks opmerkingen over Julien Offray de La Mettrie en over zijn Sferen, inhakend mijn onderhavige ideeën).

[ii] Sloterdijk geeft dit laatste wel aan: 'Daarom moet dit soort theologie van de geschiedenis uitmonden in een theologie van het overleven - krasser geformuleerd; in de theologie van de selectie. [...] Logischerwijze kunnen verbondstheologieën, lees: grondslagenonderzoek aan boord van de ark, nauwelijks iets anders tot thema hebben dan het naakte overleven.'
Vreemd genoeg schijnt Sloterdijk niet te zien of althans niet zelfkritisch te willen thematiseren dat zijn sferologische antropologie een variant, dan wel een complexe afspiegeling is van dergelijke verbondstheologieën. Wat zijn denken wellicht vatbaar maakt voor uitglijders op het vlak van 'selectie', zoals in zijn controversiële lezing Regels voor het mensenpark.
Een bevrijding uit de masculine logica van het overleven, lijkt Sloterdijk dan ook niet te zoeken in een werkelijke wederzijdse verrijking van het vrouwelijke en het mannelijke, maar in een Oosters aandoende - echo van zijn periode bij Chandra Mohan Jain ('Bhagwan Shree Rajneesh', later 'Osho')? - interpretatie van een gnostische geestelijke weg, met 'het niets' als belangrijk principe; de vraag is of hij daarmee ontkomt aan nihilisme en cynisme - 'Osho' wekte in elk geval bij mij niet die indruk.

In het korte slothoofdstuk Besluit van Deel II van Sferen komt Sloterdijks vooringenomen en verwrongen wereldbeeld in schrille kleuren uit de verf. Hij onderkent weliswaar dat het klimaat door toedoen van de mens - ik parafraseer - zodanig aan het ontsporen is dat dit wellicht zal nopen tot het zich terugtrekken van komende generaties in ruimteschip-op-aarde-achtige, technologisch gereguleerde overlevingsenclaves. Maar bij presteert het dit te zien als een bewijs dat de mens vanaf zijn vroegste jaren de natuur correct heeft geduid als een au fond vijandige buitenwereld, waartegen hij zich (Sloterdijk noemt dat de 'sferische imperatief' van de 'zelfherberging') van meet af aan in binnenruimten heeft moeten verschansen. In Sloterdijks optiek is geoengineering - een uiterst bedenkelijke mogelijke reactie op de opwarming van de aarde -
niet het eventuele wanhopige en trieste gevolg van het onvermogen van de mens in harmonie te leven met de natuur, maar slechts de moderne 'explicitering' van hoe de mens altijd al in de wereld heeft gestaan en heeft moeten staan. Sloterdijks wijsgerige antropologie, zijn 'sferologie', valt zo finaal door de mand als een gigantisch-retorische petitio principii: het klimaat (algemener: de buitenwereld) wordt niet ontwricht door de contingente masculine, bloeddorstige, ecocidale 'sferen' waarin machtige mannen de skepter zwaaien en hun aggressieve en schadelijke exploitatie van het 'buiten' op gang houden, nee, onder meer het inherent ontwrichtende klimaat (algemener: de buitenwereld) heeft dit type masculien-antropocentrische sferische zelfherberging tot noodzakelijke menselijke zijnswijze gemaakt - i.e. als uitwendige factor; intern draait het volgens Sloterdijk om alles doordringende heimwee naar baarmoederlijke geborgenheid, waarover hij schimmig speculeert.
Vandaar dat Sloterdijk een recapitulerende zin als deze op papier krijgt: 'De mensen maken hun eigen klimaat, maar ze maken het niet uit het niets, niet onder zelfgekozen, maar onder onveranderbaar aangetroffen, gegeven en overgeleverde omstandigheden [cursivering door mij; K].' Godallemachtig... dit is niks anders dan een mengsel van fatalisme en miskenning van het gegeven dat de omstandigheden waarin mensenkinderen al vele, vele eeuwen lang ter wereld komen, in hoge mate het gevolg zijn geweest van wat ik in deze blognotitie de patriarchale metaculturele coup heb genoemd, met de bijbehorende gewelddadige, zelfs necrofiele grondhouding - die zich uitstrekt tot de natuurlijke omgeving. En daarom ook mag het niet verbazen dat Sloterdijk in zijn praatprogramma op de Duitse televisie (samen met Rüdiger Safranski) voor het thema klimaatverandering aan een vertolker van de wetenschappelijke stand van zaken niet meer gewicht geeft dan aan een representant van de hardnekkige splintergroep van zelfingenomen hobbyisten die 'zelf hebben onderzocht' hoe het zit en volgens wie het allemaal een storm in een glas water is of zelfs voor de mensheid netto gunstig zal uitpakken. Tamelijk bedroevend en ontluisterend (zie ook hier).
Peter Sloterdijk bewijst zich met zijn Sferen in laatste instantie als een opportunistische, maatschappelijk onkritische en impliciet seksistische denker, die het 'vrouwelijke domein' (de baarmoeder, het baren, het zogen, het zorgen en het geduldig communiceren) niet werkelijk ter sprake laat komen en helpt zich uit te breiden tot een vitaal aspect van een algemeen menselijke, dragende sfeer waarin het vrouwelijke gelijkwaardig is aan het mannelijke, maar het cryptisch vervormt en exploiteert binnen zijn masculine cultuurfilosofie.

[iii] Sferen opent met een euforische beschrijving van een kind dat opgaat in het blazen van zeepbellen, met als illustratie een schilderij van een... jongetje dat zijn zwevende voortbrengsel met de ogen volgt. De oorspronkelijke illustratie van de hand van John Everett Millais, is
- Sloterdijk vermeldt dit niet - een van de eerste kunstuitingen die werd gebruikt in de reclame (hier voor zeep),  wat tijdens Millais' leven tot maatschappelijke discussie leidde. Kwinkslag: dit werpt een grappig licht op Sloterdijks' sneer in Sferen aan het adres van 'de traditionele wijzen' en hun 'reclamefolders' (deel II, hoofdstuk 4).
De epiloog van Deel II heeft Sloterdijk weliswaar onder meer geïllustreerd met een foto van een groepje spelende, bellen blazende meisjes in New York; - het jongetje in de inleiding neemt in de studie een veel prominenter positie in, als eerste beeld, in zijn eentje, waarbij zijn pose iets heeft van een grote denker in spe, geconcentreerd verzonken in het wezen van zijn (ene) schepping. De meisjes achterin, die hun bellen wandelend, min of meer terloops gadeslaan, lijken eerder exemplarisch voor de op vluchtig vermaak gerichte burgers in de door Sloterdijk niet al hoog aangeslagen democratieën.

[iiii] T. Pluim (1922), Wetenswaardig allerlei: 'Crypta (Gr. kruptos = verborgen). Oorspronkelijk een plaats onder den grond, waarin de eerste Christenen hun godsdienstoefeningen hielden en hun dooden begroeven. Toen zij later hun godsdienst in het openbaar mochten belijden, werden boven die crypten, als zijnde de graven der martelaren, kerken gebouwd. Waar dergelijke crypten niet bestonden, werden zij bij het bouwen der kerk uitgegraven en dienden dan vaak als begraafplaats voor bisschoppen en andere aanzienlijke grootwaardigheidsbekleeders. Daarom noemde men in de eerste christenkerken de onderaardsche ruimte onder het altaar, die het graf van een martelaar bevatte, ook crypta.'
Het woord 'crypte' is dus historisch behept geraakt met de 'necrofiele' betekenis 'te vereren stoffelijke resten van een (christelijke) martelaar'. Ook de verering van relikwieën, niet zelden stukjes gebeente van een veronderstelde heilige, kleeft een necrofiel aspect aan.
Toegevoegd 10-2012: ook het Tibetaanse tantrische boeddhisme heeft een necrofiel aspect.

[iiiii] In hoofdstuk 7 van Deel II van Sferen schrijft Sloterdijk over 'openbaring' - naar aanleiding van woorden die Søren Kierkegaard de apostel Paulus in de mond heeft gelegd: 'je moet bedenken dat wat ik zeg mij in een openbaring is toevertrouwd, zodat God zelf of Jezus Christus degene is die spreekt [...] ' - het volgende: 'de uitdrukking "openbaring" duidt dus een situatie aan die voor alle metafysische telecommunicatie het grondpatroon levert [cursivering door mij; K - 'patroon' gaat overigens etymologisch terug op 'beschermheer' in figuurlijke zin]: doordat het tegelijk verre en discrete midden een uitverkoren boodschapper op bijzondere wijze in vertrouwen neemt, benoemt het die als zijn gevolmachtigde. Deze vertegenwoordiger moet, voorzover hij volmacht heeft, de ontvangers van de boodschap binden en hen voor hun reacties op de boodschap verantwoordelijk kunnen maken, als was het goddelijke midden [dat in Deel I van Sferen met de situatie in de baarmoeder in verband is gebracht; K] hier direct aanwezig.' Sloterdijk meent dus wel dat 'openbaring' het sleutelwoord is inzake de godsdienstige communicatie en machtsvorming, maar zonder enig spoor van een feministische blik - terwijl de metafoor van 'elkaar machtswellustig bevruchtende mannen' bijzonder goed past bij wat Sloterdijk als de (als het ware) 'aanwezigheid' bij wijze van 'volmacht' van de herderlijke afzender in de gezant analyseert. Vergelijk mijn slagzin hierboven: 'vlaggen waaronder het mannenvolk der geestelijken zich als het ware vrouwenloos voortplant', waarbij het mooi is meegenomen dat ik er - pas jaren later - kennis van heb mogen nemen dat Sloterdijk (in Deel I van Sferen) stelt dat de vlaggenculten zijn afgeleid van het Oud-Egyptische gebruik om de placenta van de farao tijdens processies ter ere van de heerser mee te dragen.

Toegevoegd 9-2012: in Gottes Eifer gebruikt Sloterdijk overigens wel terloops de term 'patriarchaal' als kwalificatie van de vigerende grote monotheïstische godsdiensten. Belangrijker: hij onderkent enigszins het necrofiele - zonder dat woord te gebruiken - van dit geloof, waar hij spreekt (in hoofdstuk 6) over 'de als "verwerkelijking" aangeprezen vernietiging van het menselijk subject in dienstbaarheid [...] aangezien de dood het meest rechtstreeks toegang geeft tot de Heer'. Sloterdijk stelt echter deze 'necrofiele zelfverwerkelijking' (de frase vloeit uit mijn pen) min of meer gelijk aan wat volgens hem een soortgelijke implicatie of anders wel een historische bevinding is van diepgaand filosoferen. Hij haalt in dat verband mystificerend Albert Camus' stelling aan dat de zelfmoord het grondprobleem is van de filosofie. Dit lijkt mij een onjuiste associatie en een blijk dat Sloterdijk het inherent levensvijandige van de patriarchale wereldreligies au fond toch miskent. Zo niet, dan zou ook Sloterdijks oordeel over de Oosterse en Westerse filosofie in het algemeen vernietigend zijn; wat nauwelijks te rijmen valt met zijn bewondering voor diverse denkers in die tradities.
Tegen het eind van hoofdstuk 7 van Deel II van Sferen geeft Sloterdijk een visie op Paulus mede door de ogen van enkele joodse theologen, waarbij Paulus wordt ontmaskerd als vertegenwoordiger van een wellicht (want tenminste door gelovig-joodse ogen) 'leeg teken'. In plaats van de besneden penis zou Paulus als teken van de (ware, christelijke) uitverkiezing het kruis hebben ingesteld; - bedenk dat bij dit ritueel de man in spe een stukje lichaamsweefsel van een voortplantingsorgaan prijsgeeft aan de buitenwereld.
In de lijn van mijn fundamentele kritiek op de sferologie van Sloterdijk, kan je stellen dat hij - evenals Paulus een verkondiger van wat naar de structuur een masculine verbondstheologie is (zie hierboven) - wellicht (want tenminste door de bril van een mogelijke feministische kritiek) kond doet van een proces - sferenvorming via openbaring en machtsuitoefening door mannenbroeders - dat niet werkelijk op een 'oerfenomeen' à la Sloterdijk teruggaat (een even schimmige als qua postnataal gemis hevig doorwerkende verbondenheid met de placenta), maar een patriarchale, technische usurpatie en misvormende nabootsing behelst van de werkelijke 'eerste afzender': de biologische conceptie, de baarmoeder en het baren, het gezicht, de stem en de gestalte van de moeder ook na de geboorte, het zogen en verzorgen van het mensenkind, incluis het begeleiden van de eerste stapjes in de wereld en het helpen vormen van de eerste woorden en zinnen, het ontsluiten van de taal; qua oergenese de natuur die de talloze levensvormen door middel van onvoorstelbaar lange ontwikkelingsgeschiedenissen heeft voortgebracht, in al hun pracht en met hun wonderlijke gedrag, communicatie en ecologische verwevenheid.
Sloterdijks 'sferologische' bijdrage aan de mannelijke mediamacht is dan, concreet, zijn lijvige, indringende en - mede door het taalgebruik - overbluffende studie, waarin hij slechts sporadisch een vrouwelijke denker citeert bij zijn virtuoze samenzang met de canon der wijsgerige heren.
Aldus versterkt Sloterdijks magnum opus het masculine cultuurfilosofische vertoog, zonder daar een radicaal oorspronkelijk uitgangspunt aan toe te voegen - terwijl de auteur toch bedrieglijk precies vanuit zo'n punt lijkt te zijn vertrokken; mystificerende liefde en blinde afkeer ten overstaan van de sfeer van het vrouwelijke liggen weer eens direct in elkaars verlengde.
[7] Toevoeging februari 2012: Zie ook deze beschouwing van Jea Suk Oh: 'A Study of Kristeva and Irigaray's Critiques on Phallogocentrism'. Een van de openingszinnen is (haar Engels is nogal gebrekkig): 'The symbolic is the realm of society and subjectivity has been governed by the Law of the Father'. Zij geeft interessante kritiek op beide Franse filosofen wat betreft hun toch nog blijven steken in een depreciatie van het vrouwelijke.
Het artikel eindigt met:
'If we understand Kristevan maternity and Irigaraian imaginary as the fecundity of every life, that is definitely not limited on women’s body but also located in men’s body and nature which could be reached to Christ in its life giving love; God as the source of life that brings new beginnings in our anticipation. Like Irigaray says, “life is always open to what happens. A future coming not measured by the transcendence of death but by the call to birth of the self and the other [cursivering door mij; K]. The fecundity of a love whose most elementary gesture, or deed, remains the caress” (An Ethics of Sexual Difference, 186). The fecundity is not limited to women, especially to fertile women but is applied to every creation, even men and nature. Fecundity is a movement of becoming, a creative oscillation, a dynamic vibration. This creative movement toward life can be called natality which this whole creation (woman, man, squirrels, trees, and even rocks) is born into, since every life functions as the matrix of becoming interconnected, interdependent.
The works of Kristeva and Irigaray allow us to envision representations of Christ that both enlarge on and take us beyond the maternal image. All body can be open to presence of the divine. Not only women, but also men, children, the disabled, the homosexual, and the whole creation are reflecting the image of God, as the maternal body: birthing, dying, renewing itself. Discovering the fecundity of life, “natality” functions as a transformative suggestion. This maternal foundation of natality threatens the masculinist phallogocentric God. The natality of life shakes the firm ground of the masculine God in the western theology, in doing so, the destabilization would occur in the western imaginary by which the gaps would open up for women subjects that horizons for becoming divine. Life is in its process of own transformation through which every living is creating, mothering, becoming in reflecting the Imago Dei."
Het is veelzeggend dat van het Griekse woord voor baarmoeder, ύστέραι, ons woord 'hysterie' afkomstig is (zie ook deze radicale kritiek). Het wordt inderdaad tijd dat meer mensen eens constructief 'hysterisch' worden van de ongelofelijk destructieve loop die de patriarchale geschiedenis heeft genomen, vaak gepaard gaand met grotesk overdreven opwinding (in het bijzonder oorlogen) in mannelijke gelederen.
Zie ook de achtste noot bij mijn blognotitie 'De cirkel van de waarheid, Wittgenstein en Merleau-Ponty' over de khôra (of chora) bij Julia Kristeva en bij Plato.


[*] Later toegevoegd als noot bij 'baren van de zee': Shakespeare's Mystery Play: A Study of The Tempest, door Colin Still:
'[...] unless I have been presenting a wholly mistaken view of The Tempest, we ought to find that Sycorax conforms, like Caliban her son, to some authentic mythological figure. I submit that in Sycorax we have the typical Evil Woman of mythology, often expressly represented as the antithesis of that Immaculate Woman who is the "Celestial Bride"; and that the text of the play ascribes to Sycorax the peculiar attributes with which the mythical Evil Woman is commonly endowed. This Evil Woman appears in the Zohar as Lilith "the Prositute", antithesis of Shechinah (the Celestial Bride). In Proverbs [bijbelboek; K] she is an harlot called the "strange Woman", who is explicitly the antithesis of Wisdom. In Revelation she is the Great Whore who rode upon the back of the scarlet beast. Egyptian records are imperfect and inadequate; but if analogy holds, the Evil Woman is found in Nephthys, dark sister of the sacred Isis. She is the hebrew Tehom, and the Chaldean Omoroca or Thalat, whose Greek counterpart we shall presently find is Hecate. [...] The mythical Evil Woman, with whom I identify Sycorax, is evidently a personification of the passional element (water). The name of the Hebrew Tehom signifies "the Deep", and that of the Chaldean Thalath signifies "the Sea". Of the Great Whore of Revelation it is said [...] that she "sitteth upon many waters". And in Proverbs the association of the "Strange Woman" with water (as a symbol of passion) is implied in the exhortation against her, wherein it is written "Drink waters out of thine own cistern... and rejoice in the wife of thy youth". Now, the Chaldean Thalath ruled over - and by her name ("the sea") was identified with - the water that gave birth to the monstrous hybrids. Similarly Hecate, Whom Dr. Warburton argues to be the Greek Counterpart of Thalath, is invoked by Aeneas when he encounters the monsters in Purgatory; and Apollonius Rhodius declares that she was actually the mother of Scylla, the 'evil water-monster'. And in like manner Sycorax is the mother of the monstrous Caliban, as it is the passional water that gives birth to Desire (the Dragon).'

Het verband dat Still ziet tussen de wilde, tot belichaming van het kwade bestempelde vrouw (godin) en passie, water, de zee - dus golven en baren - is opmerkelijk.

Later toegevoegd:

The Rise of Religion Might Be All About Sex
Door Tracy Clark-Flory, Salon / AlterNet, 8 november 2013


Zie ook mijn blognotities:
Patriarchale coup
Drie-eenheid en man-vrouwverhouding
De mystieke giechel
In den beginne bij Anselm Kiefer
De cirkel van de waarheid, Wittgenstein en Merleau Ponty
Lucebert, Lilith en herziene taal van God
Achtergronden van Lilith
Lilith, godin of demon?
Knipsels omtrent Lilith
Judaïsme, islam en sjechina
Izak en Jacob-Israël versus Ismaël en Ezau
Jacob Israël de Haan in Gaza

En wat betreft bepaalde tendensen in de politiek:
'English Defence League knoopt banden aan met Tea Party
Wilders is wel degelijk indirect verbonden met de English Defence League

Tags: theologie, openbaring, openbaren, feminisme, patriarchaat, patriarchale, matriarchaat, matriarchale, milieucrisis, natuur, Friedrich Nietzsche, Peter Sloterdijk